ECLI:NL:HR:2016:17

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
15/01127
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep en eisen aan appelschriftuur in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was bij verstek veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank Maastricht tot een geldboete van € 250,- wegens vernieling. Na deze veroordeling heeft de verdachte hoger beroep ingesteld, maar het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de schriftelijke opgave van de verdachte, waarin hij aangaf niet op de hoogte te zijn van de zitting in eerste aanleg vanwege een verhuizing, niet als een inhoudelijke grief kon worden aangemerkt. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als een onjuiste rechtsopvatting beschouwd.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere jurisprudentie en de eisen die aan een appelschriftuur worden gesteld. Volgens artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dient een appelschriftuur de grieven tegen het vonnis in eerste aanleg te bevatten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de schriftelijke opgave van de verdachte niet voldeed aan deze eisen. De Hoge Raad heeft het bestreden arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de eisen die aan appelschrifturen worden gesteld en de mogelijkheid voor verdachten om hun grieven op een toegankelijke manier kenbaar te maken, zelfs in situaties waarin zij niet op de hoogte zijn van zittingen.

Uitspraak

12 januari 2016
Strafkamer
nr. S 15/01127
ARA/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 maart 2014, nummer 20/001295-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.M. Kurvers, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel keert zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.1.
De verdachte is door de Politierechter in de Rechtbank Maastricht ter zake van - kort gezegd - vernieling bij verstek veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Gelijk de advocaat-generaal in zijn vordering is het hof van oordeel dat het door verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk is, nu verdachte na het instellen van het hoger beroep noch een schriftuur houdende inhoudelijke grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven en het hof niet van oordeel is dat de strafzaak desalniettemin onderzocht dient te worden. Het hof beschouwt de enkele schriftelijke opgave van verdachte dat hij wegens een verhuizing niet op de hoogte was van de zitting in eerste aanleg niet als een inhoudelijke grief waardoor het hof zich genoodzaakt zou zien om de zaak inhoudelijk te behandelen."
2.2.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een appelakte met daaraan gehecht een formulier "Hoger beroep".
Voormeld formulier is voorzien van de volgende aanhef:
"Dit betreft een standaardformulier waarop u grieven tegen het vonnis en/of redenen voor het instellen van hoger beroep kunt weergeven (art. 410 lid 1 en lid 4 Wetboek van Strafvordering)."
Het formulier houdt voorts onder meer het volgende in:
"Om één of meer van de volgende redenen kom ik in hoger beroep (aankruisen en invullen wat van toepassing is):
Gang van zaken ter terechtzitting:
( ) Ik ben niet bij de zitting aanwezig geweest, omdat:."
Op het formulier is het vakje voor de voorgedrukte woorden "ik ben niet bij de zitting aanwezig geweest, omdat:" aangekruist. Daaraan is handgeschreven toegevoegd: "ik er niet op de hoogte van was (verhuizing)". Dit formulier is kennelijk de door het Hof genoemde schriftelijke opgave van de verdachte.
2.3.
Art. 410, eerste lid, Sv luidt:
"De officier van justitie dient binnen veertien dagen na het instellen van hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, in op de griffie van het gerecht dat het vonnis heeft gewezen. De verdachte kan aldaar binnen veertien dagen na de instelling van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, indienen."
- Art. 416, tweede lid, Sv luidt:
"Indien de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis opgeeft, kan het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard."
2.4.
De Hoge Raad heeft in HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441, rov. 2.40 onder meer het volgende overwogen:
"Ingevolge art. 410, eerste lid, Sv dient een appelschriftuur de grieven tegen het vonnis in eerste aanleg te bevatten. In die bepaling worden geen nadere materiële eisen gesteld waaraan de appelschriftuur, die ook door de verdachte zelf kan worden ingediend, dient te voldoen (...) Daarom ligt in de rede aan de formulering van de grieven thans geen hoge eisen te stellen."
2.5.
Het Hof heeft klaarblijkelijk toepassing gegeven aan art. 416, tweede lid, Sv en daaraan ten grondslag gelegd dat "de enkele schriftelijke opgave van verdachte dat hij wegens een verhuizing niet op de hoogte was van de zitting in eerste aanleg" niet als een schriftuur houdende grieven kan worden aangemerkt. Dat oordeel geeft, gelet op hetgeen hiervoor onder 2.4 is overwogen, blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
2.6.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 januari 2016.