ECLI:NL:HR:2016:1604

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
16/03218
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechterlijk ambtenaar wegens arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2016 uitspraak gedaan over de vordering van de Procureur-Generaal tot ontslag van een rechterlijk ambtenaar wegens arbeidsongeschiktheid. De betrokkene, een rechter in de Rechtbank Limburg, was sinds langere tijd ziek en de Procureur-Generaal heeft op 23 juni 2016 schriftelijk gevorderd dat de Hoge Raad de betrokkene zou ontslaan op basis van artikel 46i, lid 1, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra). De vordering was gebaseerd op de constatering dat de betrokkene al twee jaar onafgebroken ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid en dat herstel binnen een redelijke termijn niet te verwachten was.

De Hoge Raad heeft op 4 juli 2016 in raadkamer het onderzoek ingesteld, waarbij de betrokkene en de president van de Rechtbank Limburg op de hoogte zijn gesteld van het tijdstip van het onderzoek. Beiden hebben ervoor gekozen om niet aanwezig te zijn en zich niet te laten horen. De Procureur-Generaal heeft de vordering mondeling toegelicht. De Hoge Raad heeft vervolgens de overgelegde stukken en het onderzoek in raadkamer beoordeeld.

De Hoge Raad concludeert dat aan de voorwaarden van artikel 46i, lid 1, Wrra is voldaan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er voldoende gronden zijn om de betrokkene per 1 september 2016 als rechterlijk ambtenaar te ontslaan. Het arrest is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen door de president en de vice-president van de Hoge Raad, samen met drie raadsheren.

Uitspraak

5 juli 2016
Vierde Kamer
16/03218
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een vordering, als bedoeld in artikel 46o van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden van 23 juni 2016, tot ontslag als rechterlijk ambtenaar van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats] (hierna: de betrokkene).

1.De vordering van de Procureur-Generaal

De Procureur-Generaal heeft op 23 juni 2016 schriftelijk gevorderd dat de Hoge Raad de betrokkene op de voet van artikel 46i, lid 1, Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra) zal ontslaan met ingang van 1 september 2016.
Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:
a. brief namens het bestuur van de Rechtbank Limburg aan de Procureur-Generaal, houdende een verzoek tot vordering van ontslag van de betrokkene, d.d. 18 november 2015, met bijlagen;
b. brief van de president van de Rechtbank Limburg aan de Procureur-Generaal d.d. 7 april 2016;
c. Koninklijk besluit van benoeming van betrokkene d.d. 22 februari 2002;
d. rapportage van de bedrijfsarts d.d. 11 april 2016;
e. brief van de Procureur-Generaal d.d. 18 april 2016 aan de betrokkene;
f. brief van de betrokkene d.d. 2 mei 2016 aan de Procureur-Generaal.

2.De raadkamer

Op 4 juli 2016 is door de Hoge Raad in raadkamer het onderzoek, als bedoeld in artikel 46p, lid 1, Wrra, ingesteld.
De betrokkene en de president van de Rechtbank Limburg zijn bij brief van 23 juni 2016 in kennis gesteld van het tijdstip waarop de Hoge Raad het onderzoek in raadkamer zou instellen. Beiden hebben per e-mail aan de griffier laten weten af te zien van hun aanwezigheid in raadkamer en van de mogelijkheid om gehoord te worden.
De Procureur-Generaal heeft de vordering in raadkamer mondeling toegelicht.

3.Beoordeling

3.1
De betrokkene is rechter in de Rechtbank Limburg en derhalve een voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 46b Wrra.
3.2
Artikel 46i, lid 1, Wrra bepaalt dat de rechterlijk ambtenaar, wanneer hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, door de Hoge Raad kan worden ontslagen, indien:
a. de ongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft geduurd;
b. herstel van zijn ziekte binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar redelijkerwijs niet is te verwachten; en
c. naar het oordeel van de functionele autoriteit duurzame re-integratie in de eigen arbeid, in andere passende arbeid bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van de Minister van Veiligheid en Justitie, of in passende arbeid buiten dat gezagsbereik, niet binnen een redelijke termijn is te verwachten.
Artikel 46j Wrra bepaalt voorts dat bij de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 46i, lid 1, de uitslag wordt betrokken van de beoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).
3.3
Gelet op de door de Procureur-Generaal overgelegde stukken en het in raadkamer ingestelde onderzoek is voldaan aan de in artikel 46i, lid 1, aanhef en onder a, b en c, Wrra genoemde voorwaarden. De Hoge Raad is van oordeel dat voldoende gronden aanwezig zijn om de betrokkene op de voet van artikel 46i Wrra per 1 september 2016 als rechterlijk ambtenaar ontslag te verlenen.

4.Beslissing

De Hoge Raad ontslaat [betrokkene], rechter in de Rechtbank Limburg, als rechterlijk ambtenaar per 1 september 2016.
Dit arrest is gewezen door de president M.W.C. Feteris, als voorzitter, vice-president W.A.M. van Schendel en de raadsheren C.A. Streefkerk, E.N. Punt en T.H. Tanja-van den Broek, in tegenwoordigheid van de griffier J. Storm, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2016.