ECLI:NL:HR:2016:158

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
15/04585
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, aangeduid als [verzoeker], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Het cassatierekest was aan het arrest gehecht. De Advocaat-Generaal L. Timmerman concludeerde dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard diende te worden.

De Hoge Raad oordeelde dat het op 7 oktober 2015 ingekomen verzoekschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het verzoekschrift niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De Hoge Raad wees erop dat dit verzuim hersteld kon worden door het verzoekschrift opnieuw in te dienen, maar dan ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De verzoeker heeft echter van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de verzoeker in zijn beroep niet-ontvankelijk diende te worden verklaard. De uitspraak werd gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, en werd openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

29 januari 2016
Eerste Kamer
15/04585
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/10/478042/FT EA 15/1447 van de rechtbank Rotterdam van 21 juli 2015;
b. het arrest in de zaak 200.174.301/01 van het gerechtshof Den Haag van 29 september 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 7 oktober 2015 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
29 januari 2016.