In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende onteigeningsrecht. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. van den Berg, had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 23 juli 2014. De zaak betrof de vraag of een 'voorstrook' die behoort tot het onteigende terrein een hogere waarde heeft dan de rest van het onteigende. De Gemeente Vianen, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F. de Groot, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De waarnemend Advocaat-Generaal J.C. van Oven heeft eveneens geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eiseres niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.