ECLI:NL:HR:2016:1523

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
16/00700
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een strafrechtelijke veroordeling wegens ziekelijke stoornis van geestvermogens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2016 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat B. Nitrauw, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,- voor het storten van huisraad op het strand op 20 juni 2012. De aanvraag tot herziening is ingediend op basis van nieuwe informatie die stelt dat de aanvrager ten tijde van het delict leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waardoor het strafbare feit hem niet kon worden toegerekend.

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de aanvraag gegrond is en dat de Hoge Raad de zaak moet verwijzen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bij de aanvraag gevoegde stukken, waaronder medische verklaringen, het ernstige vermoeden wekken dat de aanvrager, ware de rechter destijds bekend geweest met deze informatie, niet zou zijn veroordeeld. De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard en de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis geschorst.

De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van nieuwe feiten en omstandigheden in het strafrecht, vooral wanneer deze betrekking hebben op de geestelijke gezondheid van de aanvrager. De zaak zal nu opnieuw worden beoordeeld door het Gerechtshof, waar de aanvrager de kans krijgt om zijn zaak opnieuw te presenteren, rekening houdend met de nieuwe informatie over zijn geestelijke toestand.

Uitspraak

5 juli 2016
Strafkamer
nr. S 16/00700 H
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 28 februari 2014, nummer 12/169756-12, ingediend door B. Nitrauw, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Economische Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in art. 10.2 Wet Milieubeheer" veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat het onderzoek der zaak destijds niet zou hebben geleid tot een veroordeling van de aanvrager indien de rechter toen reeds ermee bekend was geweest dat het gepleegde feit de aanvrager wegens ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kon worden toegerekend. Bij de aanvraag zijn stukken betreffende de geestvermogens van de aanvrager overgelegd.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvraag vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 471, eerste lid, Sv is voorzien.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
De aanvrager is veroordeeld ter zake van, kort gezegd, het storten van huisraad op het strand op 20 juni 2012.
4.3.
Als bijlagen bij de aanvraag zijn onder meer de volgende stukken gevoegd.
(i) Een schrijven van 20 december 2015 van [betrokkene 1], sociaal psychiatrische verpleegkundige, en [betrokkene 2], (hoofd) psychiater, inhoudende - voor zover hier van belang - dat de aanvrager van mei 2012 tot en met eind december 2012 in behandeling was bij Riagg Rijnmond, dat er een paranoïde psychose is vastgesteld, dat de aanvrager ten tijde van het delict ernstige oordeels- en kritiekstoornissen had door de psychische toestand waarin hij verkeerde, dat de aanvrager ervan overtuigd was dat er microfoontjes en/of camera's in zijn huis waren geplaatst hetgeen ertoe heeft geleid dat de aanvrager zijn persoonlijke spullen uit zijn huis heeft willen storten vlakbij/in de zee.
(ii) Een schrijven van 14 juni 2012 van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] voornoemd, betreffende de aanvrager, gericht aan [betrokkene 3], huisarts, inhoudende - voor zover hier van belang - een "samenvatting problematiek en beloop sinds 14-05-2012 (...) Floride psychotisch toestandsbeeld hoogstwaarschijnlijk vanuit schizofrenie, paranoïde type, bij een 26-jarige zelfstandig wonende intelligente man met ontbrekend ziektebesef en inzicht".
(iii) Een medisch dossier van het Riagg, inhoudende - voor zover hier van belang - dat de aanvrager op 12 juli 2012 met een inbewaringstelling is opgenomen in de GGZ-instelling Sint Joris.
(iv) Een geneeskundige verklaring betreffende de aanvrager, met het oog op het verkrijgen van een voorlopige machtiging als bedoeld in art. 2, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen van 15 augustus 2012 van [betrokkene 4], psychiater aan het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, inhoudende - voor zover hier van belang - dat sinds mei 2012 sprake is van een psychotisch toestandsbeeld met onder meer beïnvloedingswanen middels gedachteninbrenging, dat de aanvrager zich in de "afgelopen periode" heeft laten leiden door zijn overtuigingen betreffende paranoïde wanen aangaande geplaatste camera's en afluisterapparatuur, waarop de aanvrager zijn woning heeft opgezegd, en als diagnose "eerste psychose, meest waarschijnlijk in het kader van een ontwikkelende schizofrenie".
4.4.
De hiervoor onder 4.3 genoemde stukken leveren het ernstig vermoeden op dat de Economische Politierechter, ware deze hiermee bekend geweest, de aanvrager het strafbare feit niet zou hebben toegerekend wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en hem zou hebben ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.Slotsom

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Economische Politierechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof 's Hertogenbosch, Economische Kamer, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 juli 2016.