ECLI:NL:HR:2016:1513

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
16/00380
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing faillissementsverzoek en pluraliteitsvereiste in het insolventierecht

Op 8 juli 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak tussen de Gemeente Rotterdam en de vereniging DIVOSA tegen een verweerder in cassatie. De zaak betreft een verzoek tot faillissement dat door de Gemeente en DIVOSA was ingediend, maar dat door de rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2015 was afgewezen. De Gemeente en DIVOSA hebben hiertegen beroep in cassatie ingesteld, terwijl de verweerder (onder voorbehoud) ook incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, werd het voorwaardelijk incidentele beroep niet verder behandeld. De Hoge Raad heeft de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 396,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

8 juli 2016
Eerste Kamer
16/00380
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. De publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid DIVOSA, de landelijke vereniging van Leidinggevenden van gemeentelijke diensten op het terrein van werk, zorg en inkomen,
gevestigd te Utrecht,
VERZOEKSTERS tot cassatie, verweersters in het (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. R.S. Meijer en mr. P.A. Fruytier,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.E. Bruning.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als De Gemeente, Divosa en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/16/401573/FT RK 15/2152 van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2015;
b. de beschikking in de zaak 200.181.205 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2016.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof hebben De Gemeente en Divosa beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] heeft (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de Gemeente en Divosa heeft bij brief van 27 mei 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 396,34 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 juli 2016.