ECLI:NL:HR:2016:1509

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
15/04906
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging erkenning kind en misbruik van bevoegdheid in het personen- en familierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een kind. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van het gerechtshof Den Haag. De vrouw, verweerder in cassatie, was niet verschenen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de kinderrechter te Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door de man zijn aangevoerd in het cassatiemiddel niet kunnen leiden tot cassatie. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

8 juli 2016
Eerste Kamer
15/04906
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, thans zonder advocaat,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], België,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/10/415305/F1 RK 12-4547 van de kinderrechter te Rotterdam van 28 oktober 2013;
b. de beschikking in de zaken 200.140.989/01 en 200.140.991/01 van het gerechtshof Den Haag van 22 juli 2015.
De beschikking van het hof is aan deze de beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 juli 2016.