In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Zorgbureau Holding B.V. en andere vennootschappen (hierna: Zorgbureau c.s.) tegen Hendrik Marinus Gotink, curator in het faillissement van Het Zorgbureau Twente B.V. De zaak betreft de aansprakelijkheid van bestuurders na het faillissement van een zorgbureau, met specifieke aandacht voor de vraag of er sprake was van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling die een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten van de rechtbank Overijssel en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die aan deze zaak ten grondslag liggen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt Zorgbureau c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.208,34.