ECLI:NL:HR:2016:1440

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
15/01147
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een verzekeringsovereenkomst in het kader van een dekkingsgeschil na Madoff-fraude

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door ABN AMRO BANK N.V. tegen een aantal verzekeraars. De zaak betreft een dekkingsgeschil naar aanleiding van de Madoff-fraude, waarbij ABN AMRO als rechtsopvolgster van Fortis Bank (Nederland) Holding N.V. vorderde dat de verzekeraars gehouden waren tot uitkering op basis van een Bankers Blanket Bond. De Hoge Raad oordeelde dat de verzekeraars niet gehouden waren tot uitkering, omdat ABN AMRO niet had aangetoond dat de beslissingen van FPFS Bank om krediet te verlenen aan Santa Clara direct hun grondslag hadden gevonden in specifiek vals of vervalst schriftelijk materiaal, zoals vereist door de polis. De Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof, die ook hadden geoordeeld dat er geen voldoende direct verband was tussen de schade en de vervalste documenten. De Hoge Raad benadrukte dat voor dekking onder de polis niet alleen vereist is dat de informatie in de documenten vals is, maar dat de beslissingen van de verzekerde specifiek zijn gebaseerd op documenten die als vervalst kunnen worden gekwalificeerd. De Hoge Raad verwierp het beroep van ABN AMRO en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

8 juli 2016
Eerste Kamer
15/01147
LZ/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. ABN AMRO BANK N.V. (als rechtsopvolgster van Fortis Bank (Nederland) Holding N.V.)
gevestigd te Amsterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht ABN AMRO RETAINED CUSTODIAL SERVICES (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk,
t e g e n
de rechtspersonen naar buitenlands recht:
1. AIG EUROPE LIMITED, voorheen Chartis Europe S.A.,
gevestigd te Brussel, België,
2. ZURICH INSURANCE PLC,
gevestigd te Dublin, Ierland,
3. XL INSURANCE COMPANY LIMITED,
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
4. GREAT LAKES REINSURANCE (UK) PLC,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
5. CHARTIS EXCESS LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
6. ALLIED WORLD ASSURANCE COMPANY (EUROPE) LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
7. AXIS SPECIALTY EUROPE LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
8. ACE EUROPEAN GROUP LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
9. CHUBB INSURANCE COMPANY OF EUROPE S.E.,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
10. HOUSTON CASUALTY COMPANY EUROPE SEGUROS Y REASEGUROS S.A.,
gevestigd te Barcelona, Spanje,
11. NOVAE SYNDICATES LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
12. NEWLINE UNDERWRITING MANAGEMENT LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
13. ALTERRA AT LLOYD’S LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
14. ARCH INSURANCE COMPANY (EUROPE) LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
15. LIBERTY MUTUAL INSURANCE EUROPE LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland.
Eiseressen zullen hierna ook worden aangeduid als ABN AMRO en verweerders 1 t/m 3 als primary verzekeraars, verweerders 4 t/m 15 als excess verzekeraars en gezamenlijk als de verzekeraars.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 500451/HA ZA 11-2537 van de rechtbank te Amsterdam van 11 juli 2012 en 14 maart 2012;
b. het arrest in de zaak 200.116.106/01 van het gerechtshof Amsterdam van 25 november 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft ABN AMRO beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De verzekeraars hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor ABN AMRO mede door mr. R.L.M.M. Tan.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging en verwijzing.
De advocaat van de verzekeraars heeft bij brief van 15 april 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1–1.19. Deze komen, kort samengevat, op het volgende neer.
(i) Fortis Bank (Nederland) Holding N.V. heeft in 2008/2009 voor haarzelf en haar groepsmaatschappijen bij de verzekeraars een zogenaamde Bankers Blanket Bond, Computer Crime and Professional Indemnity Insurance afgesloten, met de ingangsdatum 22 november 2008.
(ii) Het verzekeringsarrangement bestond uit in totaal drie samenhangende polissen: één afgegeven door primary verzekeraars, één afgegeven door first excess verzekeraars en één afgegeven door second excess verzekeraars. De drie polissen zullen hierna gezamenlijk als de polis worden aangeduid. De maximale dekking onder de polis was € 175.000.000,--.
(iii) Tot de groepsmaatschappijen waarvoor het verzekeringsarrangement gold, behoorde Fortis Prime Fund Solutions Bank (Ireland) Limited (hierna: FPFS Bank).
(iv) FPFS Bank heeft op 31 mei 2006 een kredietovereenkomst gesloten met het op de Kaaimaneilanden gevestigde beleggingsfonds Santa Clara Holdings Limited (hierna: Santa Clara), waarbij Santa Clara van FPFS Bank een kredietfaciliteit kreeg van USD 500 miljoen.
(v) Santa Clara heeft de van FPFS Bank geleende gelden geïnvesteerd in het beleggingsfonds Harley International Cayman Limited (hierna: Harley). Harley liet haar gehele vermogen beleggen door Bernard L. Madoff Investment Securities LLC (hierna: BLMIS).
(vi) De ontwikkelingen binnen deze portefeuille werden geregistreerd door middel van trade tickets en account statements. Een trade ticket is een afschrift van een effectentransactie. Een account statement is een (maandelijks) overzicht waarop de stand van de door BLMIS voor Harley beheerde effectenportefeuille werd weergegeven.
(vii) FPFS Bank heeft aan de door haar aan Santa Clara verleende kredietfaciliteit van USD 500 miljoen de voorwaarde verbonden dat zij de ontwikkeling van de door Harley bij BLMIS aangehouden portefeuille zou kunnen volgen en monitoren, doordat haar op dagelijkse basis de trade tickets zouden worden toegezonden. Voorts ontving FPFS Bank op geregelde basis account statements met betrekking tot deze portefeuille.
(viii) Tot zekerheid van de verleende kredietfaciliteit heeft Santa Clara haar aandelen in Harley aan FPFS Bank verpand.
(ix) In december 2008 bleek dat BLMIS zich had bediend van een zogenoemd Ponzi Scheme. De trade tickets en account statements die door haar werden verstrekt, leken echt, maar de inhoud ervan was gefingeerd.
(x) Als gevolg van de fraude van BLMIS was Santa Clara niet langer in staat haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst jegens FPFS Bank na te komen.
Op 11 december 2008 was Santa Clara uit hoofde van die kredietfaciliteit aan FPFS Bank een bedrag groot USD 496.111.619,35 verschuldigd. Het is FPFS Bank niet gelukt om met succes het door haar bedongen pandrecht uit te winnen.
(xi) De verzekeraars hebben geweigerd voor de aldus ontstane schade van FPFS Bank tot uitkering over te gaan.
(xii) Volgens art. 7 van de polis zullen de verzekeraars de schade vergoeden die ontstaat als gevolg van
“(…) The Assured or any other bank or authorised representative, including but not limited to any Custodian or sub-custodian acting on its behalf, having, in good faith and in the course of business, whether for its own account or for the account of others, in any capacity, paid or delivered any funds or Property or established any credit or given any value or assumed any liability, on the faith of or otherwise acted upon, any Securities, Documents or Similar Written Instruments, which prove to be:
A. Counterfeit
(...).
Actual physical possession of such Securities, Documents or Similar Written Instruments by the Assured, another bank or authorised representative, including but not limited to any Custodian or sub-custodian acting on its behalf, is a condition precedent to the Assured having relied on the faith of or otherwise acted upon such Securities, Documents or Similar Written Instruments.”
(xiii) De polis bevat, voor zover relevant, de volgende definities:
“Certificate means any written or printed certificate, instrument or other written or printed document of, or evidencing title to, units of a Security, any document relevant to the establishment of title, any document relating to or authorising the transfer of units of a Security, or documents relating to the exercise of subscription, conversion, redemption or similar privileges.
(...)
Counterfeit shall be deemed to mean a reproduction of an authentic instrument, which is intended to deceive and to be taken for the authentic original.
(...)
Securities, Documents or Similar Written Instruments means any:
1. original written or printed Security (including original counterparts), having value and which value is, in the ordinary course of business, transferable
by delivery of such agreements with any necessary endorsement or assignment; or
2. Certificate representing such Security; or
3. Statement of Uncertificated Security; or
(...)”.
3.2.1
ABN Amro vordert in dit geding als rechtsopvolger van FPFS Bank een verklaring voor recht dat de verzekeraars op grond van de polis zijn gehouden tot uitkering. Zij vordert tevens veroordeling van elk van de verzekeraars tot uitkering van het deel van hun participatie in de polis. ABN AMRO heeft daartoe onder meer aangevoerd dat aan de voorwaarden voor uitkering onder art. 7 van de polis is voldaan doordat FPFS Bank heeft vertrouwd en haar handelen heeft gebaseerd op (“on the faith of or otherwise acted upon”) door BLMIS verstrekte trade tickets en account statements (te kwalificeren als “securities, documents or similar written instruments” als gedefinieerd in de polis) die waren vervalst (en daarmee zijn aan te merken als “counterfeit” als gedefinieerd in de polis).
3.2.2
De verzekeraars betwisten dat de schade van FPFS Bank onder de dekking van art. 7 van de polis valt.
Voor zover in cassatie van belang heeft FPFS Bank volgens de verzekeraars niet gehandeld op basis van (“on the faith of or otherwise acted upon”) de vervalste trade tickets en account statements en is geen sprake van “counterfeit” als gedefinieerd in de polis. In cassatie kan veronderstellenderwijs ervan worden uitgegaan dat trade tickets en account statements aan te merken zijn als “securities, documents or similar written instruments” in de zin van in de polis.
3.2.3
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.
3.2.4
Het hof heeft het vonnis bekrachtigd. Daartoe heeft het overwogen:
“3.8 Deze algemene kenmerken van de Bankers Blanket Bond voeren het hof tot het oordeel dat bij de uitleg van de polisbepalingen die daarvan deel uitmaken, in beginsel voor een meer objectieve benadering moet worden gekozen. Het gaat daarbij, zoals de rechtbank al onder woorden heeft gebracht, om de taalkundige betekenis van de uit te leggen polisbepalingen, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel.
(…)
3.11 (…)
Bij de uitleg van de bewoordingen “on the faith of or otherwise acted upon” maakt het in wezen geen verschil of partijen bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst voor ogen heeft gestaan om rekening te houden met de dematerialisering van het effectenverkeer. De kern van deze toets wordt immers niet gevormd door het antwoord op de vraag welk relevant vals dan wel vervalst schriftelijk materiaal aan beslissingen van FPFS Bank ten grondslag heeft gelegen. Het gaat er bij deze afbakening om vast te stellen of de beslissingen van FPFS Bank om de kredietovereenkomst te sluiten en vervolgens binnen de overeengekomen kredietfaciliteit in gedeelten geld uit te lenen aan Santa Clara in voldoende nauw verband staan met relevant vals dan wel vervalst materiaal.
De bewoordingen en systematiek van de polis in aanmerking genomen is het hof mét de rechtbank van oordeel dat moet kunnen worden vastgesteld dat de beslissingen van de FPFS Bank die uiteindelijk schade hebben veroorzaakt, direct hun grondslag hebben gevonden in specifiek vals/vervalst schriftelijk materiaal. Zo neen, dan kan in het bijzonder niet worden aanvaard dat moet worden gesproken van “acted upon” in de zin van de polis.
3.12
Het hof is van oordeel dat ten aanzien van de beslissing van de FPFS Bank om de kredietovereenkomst met Santa Clara aan te gaan een dergelijk direct verband niet kan worden vastgesteld. De FPFS Bank heeft zich bij haar keuze om het door Santa Clara verzochte krediet te verlenen laten leiden door een reeks van argumenten, grotendeels van commerciële aard. In de verslaglegging van de Central Credit Committee (hierna: CCC) welke commissie betrokken is geweest bij de voorbereiding van de beslissing het verzochte krediet al dan niet te verlenen, valt te lezen dat acht geslagen is op de beleggingsresultaten van Harley respectievelijk Santa Clara en dus van BLMIS. Daarin valt niet te lezen dat daarbij enig specifiek vals/vervalst schriftelijk materiaal een rol heeft gespeeld. Die redengeving baat ABN Amro daarom niet.
Ook als ABN Amro terecht zou hebben betoogd dat de gunstige beeldvorming ten aanzien van de beleggingsresultaten van Harley/Santa Clara rechtstreeks verband hield met de informatie die gedurende de periode vóór 2008 viel te putten uit de trade tickets en account statements die door BLMIS waren toegezonden, is niet het door de polis vereiste verband aanwijsbaar.
Dat de uit trade tickets en account statements kenbare beleggingsresultaten van invloed zijn geweest bij de keuze van FPFS Bank om het krediet te verlenen, wil het hof aannemen, maar dat is niet toereikend om het in de polis geëiste verband met vals/vervalst schriftelijk materiaal te aanvaarden. De informatie die het schriftelijk materiaal heeft opgeleverd, mag – mede in samenhang bezien met de definitie van “Counterfeit” – niet worden losgemaakt van het betrokken stuk zelf. Voor “acted upon” in de zin van de polis gaat het er niet om dat de (valse) informatie zoals die blijkt uit een in de polis genoemd document de verzekerde rechtstreeks tot handelen heeft bewogen, maar om de aard van het document zelf. Vereist is dat is gehandeld op basis van een document dat een reproductie is van een origineel document en dat is gemaakt om door te gaan voor het originele document (“a reproduction of an authentic instrument, which is intended to deceive and to be taken for the authentic original”). Aan deze voorwaarde voor dekking is naar het oordeel van het hof niet voldaan.
(...)
3.13
ABN Amro heeft voorts betoogd dat FPFS Bank zich bij de terbeschikkingstelling van gedeelten van het krediet heeft laten leiden door (de inhoud van) de trade tickets en account statements die waren toegezonden door BLMIS. FPFS Bank heeft toezending van die stukken juist bedongen om het door haar te verlenen krediet nauwkeurig te kunnen monitoren. De woorden “acted upon” zijn volgens ABN Amro ook van toepassing op dit proces van monitoring en de door FPFS Bank als gevolg daarvan gemaakte keuzes.
Dit betoog moet worden verworpen.
Hetgeen hierboven in rechtsoverweging 3.12 is overwogen, heeft ook hier te gelden. In het bijzonder heeft het hof in dit verband in zijn overwegingen betrokken dat de informatie die het schriftelijk materiaal heeft opgeleverd, niet mag worden losgemaakt van het betrokken stuk zelf, en dat voor “acted upon” in de zin van de polis niet alleen is vereist dat informatie op een in de polis genoemd stuk de verzekerde rechtstreeks tot handelen heeft bewogen, maar tevens dat de aard van het stuk zelf aan de verzekerde grond voor dat handelen heeft gegeven. Anders gezegd: de polis verzekert niet de gevolgen van fraude daaruit bestaande dat door middel van een document (of meerdere documenten) foute of valse informatie is verstrekt en op grond daarvan is gehandeld, maar de polis vereist dat is gehandeld op grond van een specifiek document, dat een reproductie is van een origineel document en dat is nagemaakt om voor het origineel door te gaan.
De stellingen van ABN Amro bieden een ontoereikend aanknopingspunt voor de gevolgtrekking dat de trade tickets en account statements in deze zin zijn te kwalificeren en in aanmerking genomen de aard van deze stukken, dus los van hun inhoud, grond hebben gevormd voor de door FPFS Bank gemaakte keuzes. Daaraan voegt het hof nog toe dat hetgeen ABN Amro in dit verband heeft aangevoerd, houvast biedt voor de veronderstelling dat FPFS Bank de ontwikkeling van de effectenportefeuille van Harley actief heeft gevolgd. Dat kan ook worden opgemaakt uit de door haar in het geding gebrachte schriftelijke getuigenverklaringen (…). Haar betoog biedt evenwel onvoldoende houvast om vast te stellen, welk vals/vervalst schriftelijk materiaal haar tot welke beslissingen heeft gebracht.
Dit nauwe verband wordt blijkens de bewoordingen van artikel 7 vereist. Dat de polistekst is aangepast teneinde rekening te houden met de dematerialisering van het effectenverkeer brengt niet mee dat genoegen kan worden genomen met een losser verband. FPFS Bank mocht er ook niet op vertrouwen dat de verzekeraars met een dergelijk losser verband hebben willen instemmen door begin 2008 wijziging van de polistekst toe te staan.
Tot slot kan zonder voldoende toelichting, die ontbreekt, bezwaarlijk worden aanvaard dat het trade ticket van eind mei/begin juni 2006, dat informatie over een aandelentransactie ter waarde van ongeveer USD 2 mio bevatte, ten grondslag heeft gelegen aan de beslissing van FPFS Bank om een krediet van USD 500 mio overeen te komen en vervolgens in gedeelten uit te keren.”
3.3.1
De onderdelen 2 en 3 keren zich met motiveringsklachten tegen de uitleg die het hof in rov. 3.11-3.13 heeft gegeven aan de in art. 7 van de polis gebezigde begrippen “acted upon” en “counterfeit”, alsmede tegen de toepassing daarvan in rov. 3.12-3.13.
3.3.2
Bij de behandeling van deze onderdelen dient tot uitgangspunt het oordeel van het hof dat voor de uitleg van de polisvoorwaarden moet worden uitgegaan van de taalkundige betekenis van die voorwaarden, gelezen in het licht van die voorwaarden als geheel (rov. 3.8).
Dit oordeel is in cassatie niet bestreden. Het hof heeft aan dat oordeel mede ten grondslag gelegd dat de polis in potentie dekking biedt tegen zeer grote risico’s en dat de dekking daarin blijkens de gekozen bewoordingen nauwkeurig is afgebakend (rov. 3.7).
3.3.3
Tot uitgangspunt kan voorts dienen dat de tekst van de polis voorafgaand aan de totstandkoming daarvan is aangepast om de polis af te stemmen op de ontwikkeling van het gedematerialiseerde effectenverkeer (rov. 3.9.3 van het bestreden arrest). Door dematerialisering is – kort gezegd – het recht op effecten niet meer verbonden aan fysieke stukken. Rechten op effecten worden door middel van rekeningen geadministreerd. Tussen partijen staat vast dat BLMIS als financiële instelling was gerechtigd tot het uitgeven van trade tickets ter zake van transacties in effecten en van account statements met betrekking tot de stand van effectenrekeningen.
3.3.4
De kern van de klachten van ABN Amro is dat het hof voor dekking onder de polis een te nauw verband heeft verlangd tussen de beslissingen van FPFS Bank en de trade tickets en account statements. Daarbij heeft het hof volgens de onderdelen 2 en 3 een onbegrijpelijk onderscheid gemaakt tussen het afgaan op een document en het afgaan op de in dat document vervatte informatie. Bovendien heeft het hof het “counterfeit”-vereiste te eng geïnterpreteerd. Voor dekking onder art. 7 is voldoende dat FPFS Bank bij het ter beschikking stellen van het krediet heeft vertrouwd op de door BLMIS afgegeven valse trade tickets en account statements. In het gedematerialiseerde effectenverkeer kon FPFS Bank niet op andere stukken afgaan om de waarde van de beleggingen van Harley (en daarmee van Santa Clara) vast te stellen, aldus de onderdelen.
3.3.5
Het hof heeft in rov. 3.12-3.13 tot uitdrukking gebracht dat naar zijn oordeel voor dekking onder art. 7 van de polis twee samenhangende vereisten gelden:
(1) dat de beslissingen die tot de schade hebben geleid direct hun grondslag hebben gevonden in specifiek schriftelijk materiaal, waarbij de aard van het stuk zelf grond geeft voor het handelen van de verzekerde, en dat daarvoor niet voldoende is dat die beslissingen in algemene zin zijn gebaseerd op informatie die blijkt uit schriftelijk materiaal, en
(2) dat de stukken waarop de beslissingen gebaseerd zijn vals zijn, in de zin dat zij een reproductie zijn van een origineel document en zijn nagemaakt om voor het origineel door te gaan.
Aldus heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de polis alleen dekking biedt voor de gevolgen van beslissingen die de verzekerde heeft genomen op grond van (“acted upon”) specifiek schriftelijk materiaal waarvan nadien de formele valsheid (“counterfeit”) is gebleken, en niet tegen de gevolgen van de onjuistheid van de in dat schriftelijk materiaal vervatte informatie.
3.3.6
Deze uitleg van de polis is niet onbegrijpelijk in het licht van de bewoordingen daarvan, ook niet als deze worden gelezen in het licht van de dematerialisering van het effectenverkeer. Dematerialisering van het effectenverkeer betekent immers niet dat er bij de uitleg van het begrip “acted upon” geen onderscheid meer zou kunnen worden gemaakt tussen beslissingen die specifiek berusten op bepaalde stukken en op de daaruit blijkende rechten op effecten – zoals die tot het verlenen van krediet op basis van de waarde van die specifieke effecten of tegen verpanding van die effecten – en beslissingen die in een minder direct verband staan met deze documenten en de daaruit blijkende posities.
Ook als juist is de stelling van ABN Amro (met vindplaatsen in onderdeel 2 onder e) dat moderne effectenkredietverlening een doorlopend proces is waarbij geen direct verband bestaat tussen de trekkingen en specifieke effectentransacties, doet dat aan het voorgaande niet af. Het oordeel van het hof dat uit de bewoordingen van de polis, en in het bijzonder uit de door hem daarin gelezen samenhang tussen de vereisten van “acted upon” en “counterfeit”, volgt dat de polis voor schade ontstaan bij de door ABN Amro bedoelde wijze van kredietverlening geen dekking beoogde te bieden,
tenzij er een voldoende nauw verband bestond tussen de kredietverlening en specifieke valse stukken, is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
3.3.7
Met betrekking tot het “counterfeit”-vereiste is van belang dat naar het kennelijke oordeel van het hof de door BLMIS uitgegeven trade tickets en account statements wat hun vorm betreft niet vals waren, in die zin dat BLMIS bevoegd was deze stukken uit te geven. In zoverre was sprake van originele stukken. De valsheid van de stukken was er uitsluitend in gelegen dat de daarin opgenomen informatie niet overeenstemde met de werkelijkheid. Het onderscheid dat het hof op grond van de bewoordingen van de polis heeft gemaakt tussen een vervalst document en valse informatie in een document, is niet onbegrijpelijk, ook niet in het licht van het gedematerialiseerde effectenverkeer. Ook van een authentieke account statement zou immers een vervalsing kunnen worden gemaakt in de door het hof bedoelde betekenis.
3.3.8
In het licht van het voorgaande is niet onbegrijpelijk dat het hof tot het oordeel is gekomen dat de schade van FPFS Bank is ontstaan doordat zij is afgegaan op valse informatie die uit de door BLMIS verstrekte stukken bleek, en dat FPFS Bank niet specifiek heeft gehandeld in vertrouwen op (“on the faith of or otherwise acted upon”) stukken die vals (“couterfeit”) waren, zodat de polis tegen het risico dat zich voor FPFS Bank heeft verwezenlijkt geen dekking beoogde te bieden. De motivering van het hof geeft ook voldoende inzicht in zijn gedachtegang. De onderdelen 2 en 3 kunnen daarom niet tot cassatie leiden.
3.4
Ook de overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt ABN Amro in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de verzekeraars begroot op € 6.524,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 juli 2016.