ECLI:NL:HR:2016:1439

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
15/00828
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige overheidsdaad en verbod op handel in dierenporno

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een onrechtmatige overheidsdaad en de vraag of het verbod op handel in dierenporno, zoals vastgelegd in de Wet van 4 maart 2010, in strijd is met het eigendomsrecht zoals beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en het arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de eiseres in eerdere instanties niet in het gelijk is gesteld.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiseres in de cassatieprocedure niet kunnen leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelt vast dat de aangevoerde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters bevestigt en het beroep van de eiseres verwerpt.

Daarnaast wordt eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.048,34, bestaande uit € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

8 juli 2016
Eerste Kamer
15/00828
LZ/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. S.M. Kingma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de Staat.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 408064/HA ZA 11-2741 van de rechtbank Den Haag van 1 augustus 2012 en 9 januari 2013;
b. het arrest in de zaak 200.126.688/01 van het gerechtshof Den Haag van 21 oktober 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de Staat mede door mr. M.H.K. Jansen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 25 mei 2016 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 juli 2016.