Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
zetelende te Den Haag,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
8 juli 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een onrechtmatige overheidsdaad en de vraag of het verbod op handel in dierenporno, zoals vastgelegd in de Wet van 4 maart 2010, in strijd is met het eigendomsrecht zoals beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en het arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de eiseres in eerdere instanties niet in het gelijk is gesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiseres in de cassatieprocedure niet kunnen leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelt vast dat de aangevoerde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters bevestigt en het beroep van de eiseres verwerpt.
Daarnaast wordt eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.048,34, bestaande uit € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.