Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
5 juli 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 2 juni 2015, met nummer RK 15/751. Het beroep is ingesteld door de klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat Th.J. Kelder uit 's-Gravenhage. De klager heeft een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat betrekking heeft op beslag. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beslissing van de Rechtbank Midden-Nederland bevestigt.
De beschikking is gegeven op 5 juli 2016 door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij de waarnemend griffier E. Schnetz aanwezig was.