ECLI:NL:HR:2016:1401

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
14/03152
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beslag en klaagschrift op basis van art. 94a en 552a Sv

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam, waarin een klaagschrift is ingediend door de klaagster, die stelt eigenaar te zijn van een in beslag genomen auto. De auto, een Volkswagen Beetle Cabrio, was in beslag genomen van haar vader, die verdachte was in een strafzaak. De Rechtbank had het klaagschrift gegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank de juiste maatstaf niet heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en concludeert dat de bestreden beschikking ontoereikend gemotiveerd is. De Hoge Raad vernietigt de beschikking en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Rotterdam voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.

Uitspraak

5 juli 2016
Strafkamer
nr. S 14/03152 B
SG/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 10 september 2013, nummer RK 13/384, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de klaagster, J.S. Nan, advocaat te 's-Gravenhage, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de gegrondverklaring van het beklag, onder meer op de grond dat de Rechtbank bij de beoordeling daarvan een onjuiste maatstaf heeft toegepast.
2.2.
De Rechtbank heeft het namens de klaagster ingediende klaagschrift, dat strekt tot opheffing van een op de voet van art. 94a Sv onder [betrokkene], de verdachte in de strafzaak en tevens de vader van de klaagster, gelegd beslag op een auto (Volkswagen Beetle Cabrio, gekentekend [AA-00-BB]) en tot teruggave van die auto aan de klaagster, gegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"Klaagster legt aan haar klacht ten grondslag dat de onder haar vader in beslag genomen auto aan haar in eigendom toebehoort. Zo zij ter zitting heeft aangevoerd heeft zij bedoelde auto in Duitsland gekocht voor 10.000,- euro met de bedoeling om in deze auto te gaan rijden. Haar vader onder wie de auto in beslag is genomen heeft de auto voorzien van groene kentekenplaten naar Nederland gereden. Klaagster had toen de leeftijd van 17 jaren. Inmiddels beschikt zij over een rijbewijs waarmee zij is gerechtigd een auto te besturen.
Gelet op het onderzoek in openbare raadkamer is de rechtbank van oordeel dat klaagster als belanghebbende, onder wie het inbeslaggenomene niet in beslag is genomen, op het eerste gezicht een beter recht op het inbeslaggenomene kan doen gelden dan degene onder wie het inbeslaggenomene in beslag is genomen.
Teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster is daarom op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord.
De rechtbank zal daarom de teruggave van het inbeslaggenomene aan klaagster gelasten."
2.3.1.
Ingeval een beslag is gelegd als bedoeld in art. 94a Sv en een derde - als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht - die stelt eigenaar te zijn, op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Indien de klager als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van art. 94a, derde of vierde lid, Sv voordoet (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.15).
2.3.2.
Uit de overwegingen van de Rechtbank blijkt niet dat zij de in 2.3.1 uiteengezette maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift. Daarom is de bestreden beschikking ontoereikend gemotiveerd.
2.3.3.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Rotterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 juli 2016.