Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
5 juli 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1957, heeft geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, waardoor niet is voldaan aan de vereisten van artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft op 5 juli 2016 het arrest gewezen, waarin de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard in het beroep.