Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
28 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 9 mei 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat G. Spong uit Amsterdam. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen met betrekking tot de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging in de zaak met parketnummer 05/514092-09. De Hoge Raad oordeelde dat het bestreden arrest niet voldeed aan de eisen van artikel 359, derde en achtste lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat het de benodigde bewijsmiddelen ontbeerde die voor de bewezenverklaring redengevend zijn. Dit leidde tot de conclusie dat het middel terecht was voorgesteld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen die betrekking hadden op de tenlastelegging en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. Het beroep werd voor het overige verworpen.