ECLI:NL:HR:2016:1328

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
15/00992
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel corrumperen ex art. 248d Sr en de reikwijdte van seksuele handelingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het seksueel corrumperen van twee vijfjarige meisjes door hen te laten getuigen van seksuele handelingen, in strijd met artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht. De feiten vonden plaats op 4 december 2013 in de garage van de verdachte, waar hij zijn gulp opende en zijn ontblote penis toonde aan de meisjes. Het hof had geoordeeld dat deze gedragingen kwalificeerbaar waren als seksuele handelingen in de zin van artikel 248d Sr, en dat de verdachte met ontuchtig oogmerk handelde.

De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de uitleg van het begrip 'seksuele handelingen' in artikel 248d Sr niet restrictief, maar juist ruim moet zijn. Dit is in lijn met de wetsgeschiedenis, die beoogt om kinderen te beschermen tegen schadelijke invloeden op hun seksuele en persoonlijke ontwikkeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en dat de gedragingen van de verdachte konden worden aangemerkt als seksuele handelingen. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de bewezenverklaring van de feiten door het hof.

De uitspraak benadrukt de bescherming van minderjarigen in de Nederlandse zedelijkheidswetgeving en de noodzaak om seksuele handelingen in een brede context te interpreteren, vooral in gevallen waarin jonge kinderen betrokken zijn. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke bijdrage geleverd aan de rechtsontwikkeling op het gebied van seksuele misdrijven tegen minderjarigen.

Uitspraak

28 juni 2016
Strafkamer
nr. S 15/00992
CB/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 februari 2015, nummer 22/003380-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.W. Stoet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer over het oordeel van het Hof dat sprake is van 'seksuele handelingen' als bedoeld in art. 248d Sr.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder feit 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 4 december 2013 te Hillegom, twee meisje genaamd [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 2008) en [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 2008), waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk er toe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen door in het bijzijn van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zijn gulp te openen en zijn ontblote penis te tonen."
2.2.2.
De bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.
2.2.3.
Het Hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"In de Nederlandse zedelijkheidswetgeving zijn personen beneden de leeftijd van zestien jaar seksueel minderjarig. De wetgever heeft met de strafbepaling van artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht beoogd deze categorie opgroeiende kinderen tegen schadelijke beïnvloeding van hun seksuele en persoonlijke ontwikkeling te beschermen. Hieronder valt ook het opzettelijk getuige laten zijn van seksueel misbruik of seksuele activiteiten. Om die reden is artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht gekozen voor het ruime begrip seksuele handelingen, dat mede ontuchtige handelingen kan omvatten.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het begrip 'seksuele handelingen' in artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht niet restrictief geïnterpreteerd dient te worden, maar dat de uitleg van dit begrip juist ruim moet zijn vanuit de beschermingsgedachte van deze bepaling. In dit verband overweegt de rechtbank voorts dat ook artikel 239, lid 3, van het Wetboek van Strafrecht er toe dient minderjarigen in hun seksuele ontwikkeling te beschermen, doch dat dat alleen strafbaar is als een en ander tegen de wil plaats vindt, hetgeen juist bij hele jonge meisjes als [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] een bewijsprobleem zou kunnen opleveren. Ook daarin vindt het hof derhalve steun voor de ruime interpretatie van het begrip 'seksuele handelingen'.
Gelet op deze ruime interpretatie en gelet op de context waarin het openen van de gulp en het tonen van de penis heeft plaatsgevonden, namelijk in de besloten omgeving van de garage van verdachte waarin alleen hij en de twee vijfjarige meisjes aanwezig waren, is het hof van oordeel dat de handelingen van de verdachte kunnen worden gekwalificeerd als seksuele handelingen in de zin van artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht en dat de verdachte de meisjes met ontuchtig oogmerk er toe heeft bewogen getuige te zijn van deze handelingen.
Het hof acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit."
2.3.1.
De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op art. 248d Sr, welk artikel op 1 januari 2010 in het Wetboek van Strafrecht is opgenomen ter uitvoering van art. 22 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Trb. 2008, 58; Verdrag van Lanzarote).
2.3.2.
Art. 248d luidt:
"Hij die een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe beweegt getuige te zijn van seksuele handelingen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie."
2.3.3.
De geschiedenis van de totstandkoming van art. 248d Sr houdt onder meer het volgende in:
"Artikel 22 van het Verdrag verplicht tot het strafbaar stellen van het opzettelijk een kind laten aanschouwen van seksueel misbruik of seksuele handelingen voor seksuele doeleinden. Deze strafbaarstelling beoogt het kind te beschermen tegen schadelijke invloeden op de persoonlijke en seksuele ontwikkeling. In het bijzonder strekt de bepaling tot bescherming tegen gedragingen die tot doel hebben een kind vatbaar te maken voor seksuele uitbuiting of seksueel misbruik. Wanneer een kind voor seksuele doeleinden wordt geconfronteerd met seksueel misbruik of seksuele handelingen, kan een kind toekomstige gedragingen die als ontucht moeten worden aangemerkt, als normaal gaan ervaren. Tegen een dergelijke scheefgroei in de seksuele en persoonlijke ontwikkeling dient een kind te worden beschermd. Voor strafbaarheid is niet vereist dat het kind zelf actief participeert in de seksuele handelingen waarvan hij of zij getuige is. Het met ontuchtig oogmerk confronteren van het kind met seksuele handelingen volstaat.
(...)
Het voorgestelde artikel 248d Sr geeft uitvoering aan de in artikel 22 van het Verdrag opgenomen verplichting
tot strafbaarstelling van het corrumperen van kinderen. Artikel 22 van het Verdrag verwijst naar artikel 18, tweede lid, van het Verdrag, dat staten partijen verplicht de leeftijd te bepalen waaronder een kind naar nationaal recht seksueel minderjarig is. In de Nederlandse zedelijkheidswetgeving zijn personen beneden de leeftijd van zestien jaar seksueel minderjarig. De strafbepaling beoogt deze categorie opgroeiende kinderen tegen schadelijke beïnvloeding van hun seksuele en persoonlijke ontwikkeling te beschermen.
Het Verdrag spreekt over het opzettelijk getuige laten zijn van «seksueel misbruik óf seksuele activiteiten». Om die reden is in het voorgestelde artikel 248d Sr gekozen voor het ruime begrip «seksuele handelingen», dat mede ontuchtige handelingen kan omvatten."
(Kamerstukken II, 2008-2009, 31810, nr. 3, p. 5-8).
2.4.
Mede in het licht van de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis geeft het oordeel van het Hof dat de gedragingen van de verdachte - kort gezegd: het openen van zijn gulp en het tonen van zijn ontblote penis in de beslotenheid van zijn garage, waarin alleen de verdachte en twee vijfjarige meisjes aanwezig waren - kunnen worden aangemerkt als seksuele handelingen als bedoeld in art. 248d Sr, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk.
2.5.
Voor zover het middel hierover klaagt is het tevergeefs voorgesteld.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 juni 2016.