Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
5 juli 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 15 december 2014 werd gewezen. De zaak betreft een strafzaak waarin de verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van medeplegen. De advocaat van de verdachte, P.J.W. de Water, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 5 juli 2016 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.