ECLI:NL:HR:2016:1297

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
16/01194
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking inzake Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een verzoeker, aangeduid als betrokkene, die in cassatie ging tegen de beslissing van de rechtbank die op 4 december 2015 was genomen. De rechtbank had zich uitgesproken over de toepassing van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De advocaat van betrokkene, mr. G.E.M. Later, heeft het cassatierekest ingediend, maar de officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen verdere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad was dus om het beroep te verwerpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand bleef.

Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van de BOPZ en de vereisten voor geneeskundige verklaringen, met name de ondertekening door de geneesheer-directeur. De zaak benadrukt ook de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in het Nederlandse rechtssysteem.

Uitspraak

24 juni 2016
Eerste Kamer
16/01194
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
de OFFICIER VAN JUSTITIE VAN HET ARRONDISSEMENTSPARKET MIDDEN-NEDERLAND,
zetelende te Utrecht,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/16/404294/FLRK 15-2677 van de rechtbank Midden-Nederland van 4 december 2015.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 11 mei 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 juni 2016.