In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De belanghebbende, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van de Rechtbank Limburg, had een aanslag in de rioolheffing van de gemeente Valkenburg aan de Geul ontvangen voor het jaar 2013. De Rechtbank Limburg had deze aanslag bevestigd, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof. Het Gerechtshof heeft op 26 november 2015 uitspraak gedaan, waartegen de belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof heeft bevestigd en het beroep in cassatie ongegrond heeft verklaard.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet door een van de partijen hoeven te worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de eerdere rechterlijke beslissingen in deze zaak.