Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
24 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De man had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die de beschikking van de rechtbank Limburg had bekrachtigd. De rechtbank had de echtscheiding uitgesproken en de man verplicht om een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te betalen. De vrouw had verzocht om de echtscheiding en enkele nevenverzoeken, waaronder de vaststelling van de bijdrage in haar levensonderhoud. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de zaak zonder verdere mondelinge behandeling kon afdoen, omdat de advocaat van de man, mr. Graus, misbruik had gemaakt van procesrecht door niet tijdig een verzoek tot verwijzing naar een ander hof in te dienen. Dit had geleid tot een onredelijke vertraging in de echtscheidingsprocedure, die de belangen van de vrouw ernstig schaadde. De Hoge Raad oordeelde dat de belangen van de vrouw bij een snelle afdoening zwaarder wogen dan de belangen van de man bij uitstel. De Hoge Raad verwierp het beroep van de man en bevestigde de beslissing van het hof.