ECLI:NL:HR:2016:1289

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
15/05705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de rioolheffing en de afvalstoffenheffing van de gemeente Maastricht voor het jaar 2011. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om de verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en op te sturen, maar belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd. De stukken die na de gestelde termijn zijn ingekomen, zijn als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier belanghebbende op 29 maart 2016 heeft geïnformeerd over de afwijzing van het beroep op betalingsonmacht en heeft gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Ondanks meerdere aanmaningen en de mogelijkheid om te reageren, heeft belanghebbende geen actie ondernomen. De Hoge Raad heeft op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en heeft derhalve besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

24 juni 2016
Nr. 15/05705
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 19 november 2015, nr. 13/01033, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslagen in de rioolheffing en de afvalstoffenheffing van de gemeente Maastricht.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 15 februari 2016 in de gelegenheid gesteld de daarbij gevoegde verklaring omtrent afwezigheid van vermogen binnen twee weken na dagtekening van die brief, volledig ingevuld en ondertekend aan de Hoge Raad terug te zenden. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk op 8 maart 2016 per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres. De in de brief van 15 februari 2016 gestelde termijn eindigde op 29 februari 2016. Belanghebbende heeft van de bij laatstbedoelde brief geboden gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. De op 5 april 2016 bij de Hoge Raad ingekomen stukken worden als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Bij brief van 29 maart 2016 heeft de griffier van de Hoge Raad het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende vervolgens bij aangetekende brief van 31 maart 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 2 mei 2016 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk op 20 mei 2016 bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2016.