In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure (nr. 15/05074) tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 oktober 2015 (nr. 14/00567). De belanghebbende, die in beroep was gegaan tegen een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2013, heeft zijn beroep in cassatie ingesteld. De onroerende zaak betreft een pand gelegen aan de [a-straat 1] te [Z].
De Hoge Raad heeft de middelen die door de belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de voorgestelde middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.