ECLI:NL:HR:2016:1234

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
15/03119
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning van een kind in het personen- en familierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vervangende toestemming tot erkenning van een kind. De moeder, verzoekster tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De vader en de bijzonder curator van de minderjarige hebben verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Limburg en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de moeder, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Uitspraak

17 juni 2016
Eerste Kamer
15/03119
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
1. [de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. B.J. van Dorp,
2. mr. Birgitte LYNEN, in haar hoedanigheid van bijzonder curator van de minderjarige [de zoon] ,
kantoorhoudende te Kerkrade,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als enerzijds de moeder en anderzijds de vader respectievelijk de bijzonder curator.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak C/03/184068 / FA RK 13-1987 van de rechtbank Limburg van 18 november 2013 en 15 mei 2014;
b. de beschikking in de zaak F 200.154.114/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 april 2015.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader en de bijzonder curator hebben ieder verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
17 juni 2016.