ECLI:NL:HR:2016:1230

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
15/00081
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overeenkomst inzake levering geneesmiddelen en de grenzen van het geding na verwijzing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen ESMILO B.V. en MEDIQ APOTHEKEN BEHEER B.V. ESMILO, de eiseres tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest was eerder gewezen op 16 september 2014 en betrof een geschil over een overeenkomst inzake de levering van geneesmiddelen, waarbij de vraag was of deze overeenkomst in strijd was met het Besluit bereiding en aflevering farmaceutische producten. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder die van 1 juni 2012, waarin de grenzen van het geding na verwijzing aan de orde kwamen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door ESMILO in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met artikel 81 lid 1 RO, waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, werd het voorwaardelijk incidentele beroep van MEDIQ niet verder behandeld.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ESMILO veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van MEDIQ zijn begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent cassatie en de noodzaak voor partijen om hun argumenten goed te onderbouwen.

Uitspraak

17 juni 2016
Eerste Kamer
15/00081
RM/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ESMILO B.V.,
gevestigd te Badhoevedorp,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
MEDIQ APOTHEKEN BEHEER B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Esmilo en Mediq.

1.Het geding

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het arrest in de zaak 10/02735, ECLI: NL:HR:2012:BU5609, NJ 2013/172, van de Hoge Raad van 1 juni 2012;
b. het arrest in de zaak 200.119.508/01 van het gerechtshof Den Haag van 16 september 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het tweede geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Esmilo beroep in cassatie ingesteld. Mediq heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Mediq mede door mr. B.F.L.M. Schim.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale beroep.
De advocaat van Esmilo heeft bij brief van 21 april 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt Esmilo in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Mediq begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
17 juni 2016.