ECLI:NL:HR:2016:1224

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
16/00549
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie en toepassing van artikel 80a RO

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure, waarbij het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard. Het beroep was ingesteld door een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 26 januari 2016, die op haar beurt weer betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 26 november 2015. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarbij artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie toegepast, en na het horen van de Procureur-Generaal, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en M.E. van Hilten, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

17 juni 2017
Nr. 16/00549
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 26 januari 2016, nr. SGR 15/4947 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 26 november 2015.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2017.