ECLI:NL:HR:2016:1219

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
16/00093
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 16/00093. Het beroep in cassatie was ingesteld door een belanghebbende, een Poolse partij, tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 26 november 2015, nr. SGR 15/6091 V. De zaak betrof een verzet van de belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode van 10 juni 2013 tot en met 1 juni 2014, alsook de daarbij opgelegde boete.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast zijn de klachten volgens de Hoge Raad klaarblijkelijk niet tot cassatie in staat te leiden.

Op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2016.

Uitspraak

17 juni 2016
Nr. 16/00093
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Polen (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 26 november 2015, nr. SGR 15/6091 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende over de periode 10 juni 2013 tot en met 1 juni 2014 opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2016.