ECLI:NL:HR:2016:1218

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
15/05422
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure (nr. 15/05422) waarbij het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De belanghebbende had in eerste instantie verzet aangetekend tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 7 mei 2015, waarin een verzoek om vergoeding van kosten in verband met de behandeling van bezwaar en beroep werd afgewezen. De belanghebbende deed een beroep op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht.

De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken informatie te verstrekken over haar inkomen en vermogen, maar deze informatie werd niet tijdig aangeleverd. De termijn eindigde op 11 februari 2016, maar de relevante gegevens kwamen pas op 12 februari 2016 binnen. De griffier heeft de belanghebbende vervolgens meerdere keren gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de consequenties van niet-tijdige betaling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het griffierecht niet was voldaan. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en twee raadsheren.

Uitspraak

17 juni 2016
Nr. 15/05422
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 7 mei 2015, nr. AWB 14/6790, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een verzoek om vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep bij de Rechtbank.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft bij aangetekende brief van 28 januari 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, belanghebbende in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na dagtekening van die brief informatie met betrekking tot haar inkomen en vermogen te verstrekken waaruit zou kunnen blijken dat het verschuldigde griffierecht niet kan worden betaald. In die brief is meegedeeld dat de gegevens binnen deze termijn, die eindigde op 11 februari 2016, door de Hoge Raad moeten zijn ontvangen.
Belanghebbende heeft de hiervoor bedoelde gegevens niet tijdig verstrekt, aangezien de desbetreffende brief, gedagtekend 10 februari 2016, eerst op 12 februari 2016, derhalve na afloop van de hiervoor genoemde termijn, bij de Hoge Raad is ingekomen. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 2 maart 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, hiervan op de hoogte gebracht.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende vervolgens bij aangetekende brief van 10 maart 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 12 april 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL eveneens is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft hierop niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2016.