Bij de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken bevindt zich een brief van de raadsman van de verdachte van 6 november 2014 aan de Advocaat-Generaal bij het Hof, waarin de oproeping van de getuige wordt verzocht. Deze brief houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"In bovenvermelde strafzaak verzoek ik u op te roepen als getuige:
[betrokkene 1] , volgens het proces-verbaal van aangifte geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , wonende aan [a-straat] .
Motivering verzoek:
U bent ongetwijfeld bekend met de processuele verwikkelingen in deze zaak, maar ten overvloede:
a. [betrokkene 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling door [verdachte] .
b. De poging(en) van [betrokkene 1] om haar aangifte tegen [verdachte] in te trekken bleken vruchteloos.
c. Op 31 augustus 2009 werd [betrokkene 1] gehoord bij de RC te Utrecht. Daar verklaarde getuige dat noch haar aangifte noch haar aanvullende verklaring juist waren.
d. Op 4 september 2009 - bij gelegenheid van het onderzoek ter zitting - herhaalde [betrokkene 1] in grote lijnen haar verklaring van 31 augustus 2009.
e. Cliënt werd door de politierechter te Utrecht integraal vrijgesproken.
f. In hoger beroep zou [betrokkene 1] opnieuw gehoord gaan worden als getuige. Op 1 april 2011 hield de voorzitter een fax voor dat getuige niet was verschenen met opgave van de reden van verhindering. Vervolgens werd - na ampel beraad - afgezien van het horen van de getuige [betrokkene 1] en het onderzoek ter zitting voortgezet.
g. Het gerechtshof te Arnhem veroordeelde [verdachte] ter zake van mishandeling (meermalen gepleegd) van [betrokkene 1] .
h. Tegen het veroordelend arrest heeft [verdachte] beroep in cassatie ingesteld.
i. Door mr. G. Spong zijn vier middelen van cassatie ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen 3 en 4 gegrond verklaard en de bestreden uitspraak vernietigd. Helaas liet de Hoge Raad zich in het arrest van 2 juli 2013(!) niet uit over de gegrondheid van de voorgestelde middelen 1 en 2.
Op 1 april 2011 heeft de verdediging 'afstand' gedaan van het (nader) verhoor van de getuige [betrokkene 1] . Het doen van afstand was gebaseerd op de wens van cliënt om de zaak - na bijna 2 jaren tijdsverloop - inhoudelijk af te doen. Ook speelde de betekenis van het arrest van de Hoge Raad d.d, 1 februari 1994, NJ 1994, 427 een rol in de afwegingen van de verdediging.
Het was wellicht wat naïef gedacht, maar de verdediging meende dat de verklaring van de getuige [betrokkene 1] niet tot het bewijs kon worden gebezigd. Voorts achtte de verdediging het niet waarschijnlijk dat het gerechtshof tot een veroordeling kon komen, daar het hof zelf geen beeld kon vormen over de betrouwbaarheid van de getuige [betrokkene 1] . De politierechter te Utrecht smaakte dit 'genoegen' wel en sprak cliënt nog integraal vrij.
Van een voortvarende rechtspleging kan thans niet meer worden gesproken. De feiten dateren van 2009. Cliënt heeft er nu (alsnog) alle belang bij dat de onderste steen boven komt en acht het wenselijk c.q. noodzakelijk dat u de getuige [betrokkene 1] oproept voor het onderzoek ter zitting.
Door het horen van de getuige [betrokkene 1] kan het gerechtshof zelf een valide oordeel vellen over de betrouwbaarheid van aangeefster [betrokkene 1] . Vast staat dat zij wisselende verklaringen heeft afgelegd over de betrokkenheid van [verdachte] .
Bij het concipiëren van dit verzoek heeft de verdediging acht geslagen op het recente arrest van de Hoge Raad d.d. 23 september 2014, ECLI 2014:2753.
De Hoge Raad verwacht (kennelijk) van de verdediging dat ondanks dat zich de situatie voordoet als bedoeld in Hoge Raad 1 februari 1994, NJ 1994, 427, de verdediging de getuige (opnieuw) oproept. Ambtshalve hoeft dit in elk geval niet (meer). Spijtig!
Naar ik meen vergt de zorgvuldige totstandkoming van het rechterlijk bewijsoordeel dat u de getuige oproept voor de zitting van 17 november aanstaande.
Het bewijs is solely or to a decisive extent gebaseerd op de aangifte en aanvullende verklaring van [betrokkene 1] . Het hof heeft de bewijslacune ondervangen door o.a. gebruik te maken van schakelbewijs, een verklaring van een anoniem gebleven getuige en een proces-verbaal van bevindingen inhoudende dat aangeefster [betrokkene 1] zichtbaar letsel had.
Ook advocaat-generaal Machielse geeft op pagina 5 van zijn conclusie blijk van de gedachte, dat de zaak aanschurkt tegen de grenzen van de bewijsminimaregels.
Tot slot: De reden die getuige toentertijd opgaf voor haar verhindering, zal nu vermoedelijk geen opgeld meer doen.
Kunt u mij berichten of u de getuige inderdaad op zult roepen voor de zitting van 17 november as? Roept u de getuige niet op, zal ik het verzoek ter terechtzitting herhalen en zo nodig, nader onderbouwen."