ECLI:NL:HR:2016:1179

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
15/01205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie door de Hoge Raad

Op 14 juni 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/01205, waarbij het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, geboren in 1992. De zaak betreft een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 maart 2015, nummer 22/003644-14. De verdachte heeft geen middelen van cassatie ingediend, wat betekent dat er geen argumenten zijn aangevoerd tegen de eerdere uitspraak. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk is in het beroep. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft derhalve de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

14 juni 2016
Strafkamer
nr. S 15/01205
AJ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 maart 2015, nummer 22/003644-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 juni 2016.