ECLI:NL:HR:2016:1169

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
16/00990
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep op grond van onvoldoende belang en klachten die niet tot cassatie kunnen leiden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in hoger beroep was gegaan tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 15 februari 2016 een arrest gewezen in de zaak die voortvloeide uit een vonnis van de rechtbank Overijssel van 19 november 2015. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Procureur-Generaal had in zijn standpunt aangegeven dat verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, en dat de klachten die waren ingediend niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Hierdoor is het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

10 juni 2016
Eerste Kamer
16/00990
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/08/175755/FT RK/1356 van de rechtbank Overijssel van 19 november 2015;
b. het arrest in de zaak 200.180.725 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 februari 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op grond van art. 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4 - 5).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 juni 2016.