Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
10 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in hoger beroep was gegaan tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 15 februari 2016 een arrest gewezen in de zaak die voortvloeide uit een vonnis van de rechtbank Overijssel van 19 november 2015. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Procureur-Generaal had in zijn standpunt aangegeven dat verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, en dat de klachten die waren ingediend niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Hierdoor is het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.