Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
handelend onder de naam Café Derat,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
10 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de verdeling van een beperkte gemeenschap en de financiële afwikkeling na de beëindiging van de gezamenlijke exploitatie van een café. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A.R. Schuckink Kool, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 28 oktober 2014 was gewezen. De verweerder, handelend onder de naam Café Derat en vertegenwoordigd door mr. B.J. van Dorp, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eiser onderzocht, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent tot verwerping van het beroep werd gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoefde, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De klachten waren niet van dien aard dat zij nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke procesvoering en de waarborging van de rechten van partijen in civiele procedures.