Uitspraak
1.Geding in cassatie
2 Beoordeling van het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
7 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de nietigheid van de appeldagvaarding in een strafzaak tegen een verdachte die in het buitenland woonde. De Hoge Raad heeft op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1984, had beroep ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 30 juni 2015 was uitgesproken. De advocaat van de verdachte, J. Kuijper, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot nietigverklaring van de appeldagvaarding. De Hoge Raad oordeelde dat de dagvaarding niet rechtsgeldig was betekend, omdat deze niet was verzonden naar het van de verdachte bekende adres in Duitsland, zoals vereist door artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad stelde vast dat de verdachte niet was ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en niet in Nederland gedetineerd was, waardoor de betekening van de dagvaarding niet op de juiste wijze had plaatsgevonden.
De Hoge Raad verklaarde de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig en vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof. De overige middelen van cassatie behoefden geen bespreking meer, aangezien de nietigheid van de dagvaarding voldoende was om de uitspraak te vernietigen. Dit arrest benadrukt het belang van correcte betekening van dagvaardingen, vooral wanneer de verdachte zich in het buitenland bevindt.