ECLI:NL:HR:2016:1059

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
15/01322
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over contractenrecht en schadebeperking bij levering vervuilde grond

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de levering van vervuilde grond. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.W. Alt, had beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Arnhem. De zaak betrof onder andere de vraag of de eiser in zijn eigen naam had gehandeld of als vertegenwoordiger, en hoe dit zich verhoudt tot het kribbebijter-criterium. Daarnaast speelde de eigen schuld van de eiser een rol, zoals vastgelegd in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek, en de verplichting tot schadebeperking. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder waren begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

3 juni 2016
Eerste Kamer
15/01322
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 183732/HA ZA 09-679 van de rechtbank Arnhem van 8 juli 2009, 9 september 2009 en 23 december 2009;
b. de arresten in de zaak 200.064.769 van het gerechtshof Arnhem van 15 maart 2011, 25 oktober 2011, 3 april 2012, 20 november 2012 en de arresten in de zaak 200.064.769 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 oktober 2013, 1 april 2014 en 18 november 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 3 april 2012, 20 november 2012, 1 april 2014 en 18 november 2014 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 25 maart 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
3 juni 2016.