ECLI:NL:HR:2016:1055

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
16/00092
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad had op 22 december 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, dat betrekking heeft op de Wet werk en bijstand.

De belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van de Centrale Raad. Het college van burgemeester en wethouders heeft hierop een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld aan de hand van artikel 80, lid 1, van de Wet werk en bijstand, dat bepaalt dat beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepaalde bepalingen van die wet.

De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het cassatieberoep niet is ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de relevante bepalingen. Hierdoor konden de klachten van de belanghebbende niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

3 juni 2016
Nr. 16/00092
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 22 december 2015, nr. 13/1349 WWB, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. 11/2617) betreffende een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder ingevolge de Wet werk en bijstand.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

Ingevolge artikel 80, lid 1, van de Wet werk en bijstand kan beroep in cassatie worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, van die wet en de daarop berustende bepalingen.
Het onderhavige cassatieberoep is echter niet ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van voormelde bepalingen. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2016.