ECLI:NL:HR:2016:101

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
14/00462
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van jeugddetentie in gevangenisstraf en de rechtsgeldigheid van de beslissing van het Hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2016 uitspraak gedaan over de omzetting van jeugddetentie in gevangenisstraf. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 30 december 2013 had geoordeeld over de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet meer een vordering op basis van artikel 77k Sr hoefde te ontvangen voor de omzetting van de jeugddetentie in gevangenisstraf, nu de verdachte inmiddels de leeftijd van 18 jaar had bereikt. Dit was mogelijk geworden door de inwerkingtreding van artikel 77dd, derde lid, Sr op 1 februari 2008, dat de procedure voor omzetting vereenvoudigde.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet gehouden was om zijn beslissing breder te motiveren, omdat er geen argumenten waren aangevoerd dat de verdachte, ondanks zijn meerderjarigheid, nog in aanmerking kwam voor jeugddetentie. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de bestreden uitspraak moest worden vernietigd, maar alleen voor de omzetting van de jeugddetentie in gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd van dertig maanden naar 28 maanden, omdat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden in de cassatiefase. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de rechtsgeldigheid van de beslissing van het Hof, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf.

Uitspraak

26 januari 2016
Strafkamer
nr. S 14/00462
AGE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 december 2013, nummer 20/004327-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd, doch uitsluitend voor zover het Hof heeft gelast dat de door hem bevolen tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van zes maanden wordt omgezet in een gevangenisstraf, dat de Hoge Raad verstaat dat het Hof de tenuitvoerlegging heeft gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van zes maanden, tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt over 's Hofs last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 4 juli 2011 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
3.2.
Het Hof heeft in de bestreden uitspraak onder het opschrift "Vordering tenuitvoerlegging" het volgende overwogen:
"Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Roermond van 24 augustus 2012, tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de meervoudige kamer te Roermond van 4 juli 2011 (parketnummer 04-800168-10) opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast. Verdachte is inmiddels ouder dan achttien jaar. Het hof ziet geen aanleiding te oordelen dat de tenuitvoerlegging toch dient te geschieden in de vorm van jeugddetentie. Derhalve zal de jeugddetentie als gevangenisstraf worden ten uitvoer gelegd."
3.3.
Het Hof heeft de tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van zes maanden. Daarbij heeft het Hof - met vermelding van onder meer art. 77dd Sr als toepasselijke wettelijke bepaling - bepaald dat de jeugddetentie als gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd.
3.4.1.
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 77k Sr:
"De straf van jeugddetentie kan door de rechter op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de veroordeelde geheel of gedeeltelijk worden vervangen door een van de straffen genoemd in artikel 9, eerste lid, indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf geheel of gedeeltelijk zou moeten plaatsvinden nadat de veroordeelde de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en deze naar het oordeel van de rechter niet meer voor een zodanige straf in aanmerking komt."
- art. 77dd, eerste lid, Sr:
"Onverminderd het bepaalde in artikel 77cc kan de rechter, indien enige gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd en hij daartoe termen vindt, na ontvangst van de vordering van het openbaar ministerie:
a. gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde straf of maatregel, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd;
b. al of niet onder instandhouding of wijziging van de voorwaarden gelasten dat een gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde straf of maatregel, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd."
- art. 77dd, derde lid, Sr zoals dat luidde in de periode 1 februari 2008 tot 1 april 2014:
"Indien de veroordeelde bij aanvang van de tenuitvoerlegging meerderjarig is [per 26 maart 2008: de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt], wordt de jeugddetentie waarvan de rechter op grond van het eerste lid de tenuitvoerlegging heeft gelast, ten uitvoer gelegd als gevangenisstraf, tenzij de veroordeelde naar het oordeel van de rechter ook in geval van meerderjarigheid [per 26 maart 2008: ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt] in aanmerking komt voor jeugddetentie."
3.4.2.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot invoering van het hiervoor aangehaalde nieuw toegevoegde derde lid van art. 77dd Sr (Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen van 20 december 2007, Stb. 575) houdt onder meer in:
"Bewust is het voorstel tot het introduceren van een wettelijke conversie naar het meerderjarigenstrafrecht beperkt tot de vervangende jeugddetentie en de voorwaardelijke jeugddetentie (...) Artikel 77k blijft derhalve gelden voor de onvoorwaardelijke jeugddetentie. Een algehele wettelijke conversie zou een doorbreking betekenen van het principe dat de leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van het delict bepalend is voor de vraag of het jeugdstrafrecht van toepassing is dan wel het meerderjarigenstrafrecht. Voor het maken van uitzonderingen op deze regel is rechterlijke tussenkomst gewenst. Het is van belang dat de rechter beoordeelt of de jeugdige inmiddels niet alleen in leeftijd maar ook in zijn ontwikkeling toe is aan een volwassenstraf en zo ja, welke straf dan het meest in aanmerking komt en of deze van gelijke duur moet zijn als de opgelegde jeugddetentie.
(...)
Met de wijziging van artikel 77dd wordt voorzien in een wettelijke conversie naar het meerderjarigenstrafrecht indien de jeugdige op het moment van tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. De omzetting naar het meerderjarigenstrafrecht vindt thans op grond van artikel 77k Sr plaats door de rechter op vordering van het openbaar ministerie. Het is voor de rechter thans niet mogelijk om - buiten de mogelijkheid van artikel 77k om - ambtshalve te besluiten tot omzetting van de voorwaardelijke jeugddetentie naar een gevangenisstraf (Vgl. HR 23 maart 2004, LJN AO 1751 en HR 8 juni 2004, LJN AO8370). Aangezien op grond van artikel 77dd, eerste lid, een last van de rechter vereist is voor de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie of gevangenisstraf, is in de vereiste rechterlijke tussenkomst al voorzien. Op grond van het eerste lid onder b kan de rechter voorts gelasten dat slechts een gedeelte van de jeugddetentie of gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd. Langs die weg kan derhalve ook worden voorzien in een eventuele matiging van de duur van de ten uitvoer te leggen voorwaardelijke straf. Een omzetting via de route van artikel 77k is dan ook onnodig omslachtig." (Kamerstukken II 2005/06, 30 332, nr. 3, p. 19, 20 en 23)
3.5.
De klacht dat het Hof ingevolge art. 77k Sr niet bevoegd was reeds bij zijn last tot tenuitvoerlegging te bepalen dat de jeugddetentie als gevangenisstraf wordt tenuitvoergelegd, miskent dat - gelet op de wetsgeschiedenis - sedert de inwerkingtreding van art. 77dd, derde lid, Sr op 1 februari 2008 een vordering in de zin van art. 77k Sr niet meer is vereist voor de omzetting van jeugddetentie in gevangenisstraf indien het gaat om de tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. Zo een vordering is sedertdien alleen nog vereist voor de omzetting van onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
3.6.
De klacht dat het Hof zijn beslissing dat de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie wordt tenuitvoergelegd als gevangenisstraf ontoereikend heeft gemotiveerd, faalt eveneens. In aanmerking genomen dat uit niets blijkt dat bij de behandeling van de zaak in hoger beroep is aangevoerd dat de verdachte, ondanks het bereiken van de leeftijd van achttien jaren, in aanmerking komt voor jeugddetentie, was het Hof niet gehouden zijn beslissing breder te motiveren dan hiervoor onder 3.2 is weergegeven.
3.7.
Het middel is dus tevergeefs voorgesteld.

4.Beoordeling van het derde middel

4.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 28 maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 januari 2016.