Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beoordeling van het derde middel
5.Slotsom
6.Beslissing
26 januari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2016 uitspraak gedaan over de omzetting van jeugddetentie in gevangenisstraf. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 30 december 2013 had geoordeeld over de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet meer een vordering op basis van artikel 77k Sr hoefde te ontvangen voor de omzetting van de jeugddetentie in gevangenisstraf, nu de verdachte inmiddels de leeftijd van 18 jaar had bereikt. Dit was mogelijk geworden door de inwerkingtreding van artikel 77dd, derde lid, Sr op 1 februari 2008, dat de procedure voor omzetting vereenvoudigde.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet gehouden was om zijn beslissing breder te motiveren, omdat er geen argumenten waren aangevoerd dat de verdachte, ondanks zijn meerderjarigheid, nog in aanmerking kwam voor jeugddetentie. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de bestreden uitspraak moest worden vernietigd, maar alleen voor de omzetting van de jeugddetentie in gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd van dertig maanden naar 28 maanden, omdat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden in de cassatiefase. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de rechtsgeldigheid van de beslissing van het Hof, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf.