Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
20 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een verstekarrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was niet verschenen op de zitting in hoger beroep, terwijl hij ten tijde van de behandeling in detentie was in verband met een andere strafzaak. De Hoge Raad oordeelde dat, hoewel de dagvaarding in persoon was uitgereikt, er geen sprake was van vrijwillige afstand van het recht om in persoon te worden berecht. De verdachte had een 'bewijs van ontslag' overgelegd, waaruit bleek dat hij van 10 tot en met 15 februari 2014 gedetineerd was, wat de rechter niet bekend was op het moment van de zitting. Dit leidde tot de conclusie dat het Hof onterecht verstek had verleend. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling in aanwezigheid van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in strafprocedures.