ECLI:NL:HR:2015:95

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
14/00470
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over uitvoer van afvalstoffen naar China en de vereisten van een CCIC-certificaat

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van illegale uitvoer van afvalstoffen naar China. De Hoge Raad behandelt de vraag of er sprake is van een uitvoerverbod op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen. De verdachte had afvalstoffen, waaronder ijzer- en staalschroot, van Nederland naar China willen exporteren zonder de vereiste CCIC-certificaten. Het Hof oordeelde dat China in zijn antwoord op de vragen van de Commissie niet had gekozen voor een uitvoerverbod, maar dat de invoer van afvalstoffen zonder CCIC-certificaat wel verboden was. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat er geen sprake is van een illegale overbrenging zoals bedoeld in de wetgeving. De Hoge Raad concludeert dat de vrijspraak van de verdachte niet in strijd is met de wet en dat het middel niet kan leiden tot cassatie. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 20 januari 2015.

Uitspraak

20 januari 2015
Strafkamer
nr. 14/00470
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 september 2013, nummer 22/002482-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsvrouwe van de verdachte, mr. J.C. Ozinga, advocaat te 's-Gravenhage, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. De tenlastelegging, de overwegingen van het Hof, en het wettelijk en verdragsrechtelijk kader
2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"zij in of omstreeks de periode 25 augustus 2008 tot en met 22 oktober 2008 te Rotterdam en/of te Kampen, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub f van Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers, was/waren zij en/of één of meer van haar mededader(s) doende zeven, in ieder geval één of meer, container(s) waarvan de inhoud bestond uit afvalstoffen te weten, (onder andere) een mengsel van resten en/of afvallen van ijzer en/of staal, in ieder geval oude metalen en metaallegeringen als genoemd onder code B1010 in Bijlage III van voornoemde Verordening, over te brengen van Nederland naar China, terwijl China de invoer van die afvalstof(fen) had verboden, aangezien (de overbrenging van) die afvalstof(fen) niet vergezeld ging(en) van een CCIC-certificaat;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode 25 augustus 2008 tot en met 22 oktober 2008 te Rotterdam en/of te Kampen, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers, was/waren zij en/of één of meer van haar mededader(s) doende zeven, in ieder geval één of meer, container(s) waarvan de inhoud bestond uit afvalstoffen, te weten, (onder andere) een mengsel van resten en/of afvallen van ijzer en/of staal en/of rubber en/of textiel en/of kunststof en/of aluminium en/of printplaten en/of draad en/of kabel en/of elektronische onderdelen en/of delen van (een) (koel)container(s) en/of delen van (een) trailer(s) en/of hout en/of radiateuren en/of purschuim, in ieder geval niet in Bijlage III onder één code ingedeelde afvalstoffen en/of niet in Bijlage III en/of III A onder één code ingedeelde mengsels van afvalstoffen en/of in Bijlage III B ingedeelde afvalstoffen, over te brengen van Nederland naar China, terwijl die overbrenging geschiedde zonder een voorafgaande kennisgeving en/of schriftelijke toestemming van alle/de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig voornoemde Verordening."
2.2.
Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde en daartoe het volgende overwogen:
"Vast staat dat sprake is van uitvoer uit Nederland van een afvalstof in de zin van EG-verordening 1013/2006 naar een land, China, waarop het OESO-besluit niet van toepassing is (hierna: een niet-OESO land) met als doel een nuttige toepassing. Op deze uitvoer zijn de artikelen 36 en 37 van EG-verordening 1013/2006 van toepassing.
Artikel 36, eerste lid, van deze verordening bepaalt dat de uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing verboden is voor onder andere: "f) afvalstoffen waarvan het land van bestemming de invoer heeft verboden".
Artikel 37 betreft afvalstoffen van bijlage III of IIIA waarvan de uitvoer niet reeds is verboden krachtens artikel 36. Met artikel 37 is geregeld dat de Commissie een schriftelijk verzoek - de Questionnaire - aan ieder niet-OESO land zendt, opdat ieder niet-OESO land schriftelijk bevestigt dat de afvalstoffen (met het oog op de nuttige toepassing in dat land) vanuit de Unie mogen worden uitgevoerd en voorts de controleprocedure in dat land aangeeft.
Als reactie op de Questionnaire zijn er voor de niet-OESO landen drie mogelijkheden:
a) een verbod,
b) een voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming zoals beschreven in artikel 35 van de EG Verordening en
c) geen controle in het land van bestemming.
China heeft voor B1010 voor wat betreft "Iron and steel scrap" en "Aluminium scrap" bevestigd dat het afval voor nuttige toepassing mag worden uitgevoerd naar China en daarbij antwoord c) (geen controle) aangevinkt. Zij heeft dus voor deze stoffen niet aangegeven dat zij heeft gekozen voor een verbod; zij heeft wel bevestigd dat de afvalstoffen mogen worden uitgevoerd zonder dat de kennisgeving met schriftelijke toestemming zoals beschreven in artikel 35 van de EG Verordening 1013/2006 van toepassing is.
In antwoord op de Questionnaire heeft China voorts verklaard dat zij een eigen controleprocedure volgt. Deze (eigen) procedure brengt met zich dat voor invoer drie documenten vereist zijn, waaronder het Certificate for Pre-shipment Inspection of Recycling Scraps to China issued bij CCIC (hierna: het CCIC-certificaat). China heeft - bij het antwoord op de Questionnaire - geschreven dat het niet is toegestaan een lading afval die niet aan alle vereisten voldoet, te importeren. Zij heeft op die wijze dus aangegeven dat zij de invoer van afval zonder het CCIC-certificaat verbiedt.
De Commissie heeft na ontvangst van de antwoorden van de niet-OESO landen de EG-verordening 1418/2007 vastgesteld (op basis van artikel 37, tweede lid van de EG-verordening 1013/2006). In die verordening 1418/2007 zijn de antwoorden op de Questionnaire opgenomen. In die verordening heeft de Commissie - naast de kolommen a), b) en c) - in een kolom d) vermeld of er in het land van bestemming volgens het toepasselijke nationale recht andere controleprocedures worden gevolgd.
In deze EG-verordening 1418/2007 is uit B1010 het "ijzer- en staalschroot" en het "aluminiumschroot" slechts in kolom d opgenomen en niet in de kolom met verboden stoffen (kolom a). De opname in kolom d en niet in kolom a, betekent dat er geen sprake is van een verbod als bedoeld in artikel 36 van de EG-verordening 1013/2006. De verdachte heeft met de haar verweten handelingen dat artikel niet overtreden. Dat er anderszins in strijd met (...) artikel 2 onder 35 sub f van de EG Verordening 2013/2006 is gehandeld is in dit geding niet gebleken."
2.3.
Van belang is het volgende wettelijk en verdragsrechtelijk kader.
- Art. 10.60, tweede lid, Wet milieubeheer, hierna: Wmb:
"Het is verboden handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2, onder 35, van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen."
- Art. 1.1, eerste lid, Wmb:
"EG-verordening overbrenging van afvalstoffen: verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190)."
- Art. 2 verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L190), hierna: EVOA:
"Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(...)
35. 'illegale overbrenging': een overbrenging van afvalstoffen:
(...)
f) dat in strijd is met de artikelen (...), 36, (...)"
- Art. 36, eerste lid, EVOA:
"De uitvoer uit de Gemeenschap van de volgende soorten afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing in landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, is verboden voor:
a) in bijlage V als gevaarlijk opgenomen afvalstoffen;
(...)
f) afvalstoffen waarvan het land van bestemming de invoer heeft verboden;
(...)"
- Bijlage V EVOA:
"2. (...) Deel 1 is onderverdeeld in twee subsecties: lijst A, (...) en lijst B, waarin de afvalstoffen zijn opgenomen die niet onder artikel 1, lid 1, onder a), van het Verdrag van Bazel vallen en daarom niet onder het uitvoerverbod vallen.
(...)
Lijst B (bijlage IX van het Verdrag van Bazel)
B1 METALEN EN METAALHOUDENDE AFVALSTOFFEN
B1010 oude metalen en metaallegeringen in metallische, niet-verspreidbare vorm
- (...)
- ijzer- en staalschroot
- (...)
- aluminiumschroot
(...)"
- Art. 37 EVOA:
"1. Met betrekking tot afvalstoffen van bijlage III (...) waarvan de uitvoer niet is verboden krachtens artikel 36 zendt de Commissie (...) een schriftelijk verzoek aan de landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is opdat zij:
i) schriftelijk bevestigen dat de afvalstoffen vanuit de Gemeenschap mogen worden uitgevoerd; en
ii) aangeven welke controleprocedure in het land van bestemming in dat geval van toepassing is.
Elk land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, beschikt over de volgende mogelijkheden:
a) een verbod;
b) een voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming zoals beschreven in artikel 35; en
c) geen controle in het land van bestemming.
(...)"
- Bijlage III EVOA verwijst naar:
"Afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage IX van het Verdrag van Bazel."
- Bijlage IX Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Trb. 2006, 12 gerectificeerd met Trb. 2010, 89):
"(...)
B1010 Afval van metalen en legeringen daarvan in metallische, zich niet verspreidbare, vorm:
• (...)
• ijzer- en staalresten
• (...)
• aluminiumresten
• (...)"
- Aan de hand van de antwoorden die zijn gegeven op het schriftelijk verzoek als bedoeld in art. 37, eerste lid, EVOA heeft de Commissie de Verordening (EG) nr. 1418/2007 van 29 november 2007 vastgesteld betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III (...) bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is. De verordening nr. 1418/2007 houdt in:
Aanhef
"(...)
(2) Elk land werd verzocht aan te geven of het met betrekking tot die afvalstoffen had gekozen voor een verbod of voor een voorafgaande schriftelijke kennisgeving of toestemming, dan wel of het geen controle uitoefent.
(...)
(4) De Commissie heeft nu antwoorden op haar schriftelijke verzoeken ontvangen van (...) China,(...)
(...)
(6) Sommige landen hebben in hun antwoorden aangegeven dat zij voornemens waren controleprocedures volgens hun nationale wetgeving te volgen die afwijken van die van artikel 37, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1013/2006. (...)
(7) (...)
Artikel 1
De uitvoer voor terugwinning van in bijlage III (...) bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 opgenomen afval, die niet is verboden krachtens artikel 36 van die verordening (...) vindt plaats volgens de in de bijlage vastgestelde procedures.
(...)
Bijlage
De letters a), b), c) en d) boven de kolommen in deze bijlage betekenen:
a) verbod;
b) voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming, als beschreven in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1013/2006;
c) geen controle in het land van bestemming;
d) er zullen in het land van bestemming volgens het toepasselijke nationale recht andere controleprocedures worden gevolgd.
(...)
China
a b c d
(...)
uit B1010 uit B1010:
- (...) - ijzer- en staalschroot
- (...) - (...)
- (...) - aluminiumschroot
- (...) - (...)"
- Het antwoord van China op de 'questionnaire' als bedoeld in art. 37, eerste lid, EVOA houdt onder meer het volgende in:
"(iii) "□": Restricted import waste category in China.
2. (...) Therefore, putting the √ mark or □ mark to column 3 and not claiming prior notification and consent procedures for every waste shipment do not mean that there is no waste import control system for that waste in China. It is recommended that the competent authorities of EU member states will strictly manage the waste shipments export to China according to the advice as stated in China’s position paper amended on
17th July, 2007, that is, each shipment should be accompanied by the following documents:
(a) Waste Import Licence issued by SEPA, China and that the consignee stated on the shipping document is the importer in the Waste Import Licence and disposal/recovery facility stated on the shipping document is the recycler in the Waste Import Licence;
(b) License of Registration for Overseas Supplier Enterprise of Imported Scrap Materials issued by AQSIQ, China and that the exporter/shipper is the holder of this licence;
(c) Certificate for Pre-Shipment Inspection of Recycling Scraps to China issued by CCIC and the certificate of this pre-shipment inspection is issued to the exporter/shipper of the waste, and:
2.1
The waste shipments meeting all requirements are regarded as being approved by the Chinese Competent Authority. The Competent Authority of EU member states could approve it without going through the procedure of prior written notification and consent.
2.2
The waste shipments not meeting all requirements are regarded as being prohibited to be imported to China.
(...)"

3.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het tweede middel

4.1.
Het middel richt zich met een rechtsklacht en een motiveringsklacht tegen de vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
4.2.
De hiervoor in 2.1 weergegeven tenlastelegging heeft het Hof klaarblijkelijk aldus opgevat dat daarin niet het verwijt is opgenomen dat de verdachte heeft gehandeld strijd met art. 18 EVOA in verbinding met art. 2 onder 35 EVOA. Die uitleg is met de bewoordingen van de tenlastelegging niet onverenigbaar en moet in cassatie worden geëerbiedigd.
4.3.
In cassatie kan, mede met verwijzing naar het hiervoor weergegeven wettelijk en verdragsrechtelijk kader, van het volgende worden uitgegaan.
(i) De strafzaak betreft de uitvoer uit Nederland van afvalstoffen in de zin van de EVOA, met als doel een nuttige toepassing naar een land, China, waarop het OESO-besluit niet van toepassing is. Op die uitvoer zijn de artikelen 36 en 37 van de EVOA van toepassing. Het gaat daarbij om ijzer- en staalschroot en aluminiumschroot als genoemd onder code B1010 in Bijlage III EVOA.
(ii) Blijkens het antwoord van China op de hem op de voet van art. 37, eerste lid, EVOA door de Commissie gestelde vragen heeft China niet gekozen voor een verbod van uitvoer van die stoffen, de optie onder a, maar voor de optie onder c ("column 3") dat geen controle zal plaatsvinden in het land van bestemming.
(iii) Nader heeft China aangegeven, door in de bijlage bij art. 1 van EG-Verordening 1418/2007 kolom d aan te vinken, ervoor te kiezen dat "in het land van bestemming volgens het toepasselijke nationale recht andere controleprocedures [zullen] worden gevolgd". In dat kader verlangt China dat de in te voeren afvalstoffen vergezeld gaan van een drietal, conform de gestelde eisen ingevulde, documenten, waaronder het in de tenlastelegging genoemde CCIC-certificaat ("Certificate for Pre-Shipment Inspection of Recycling Scraps to China issued by CCIC").
(iv) China heeft bepaald dat zonder een CCIC-certificaat de invoer van de afvalstoffen verboden is.
4.4.
In het middel wordt ervan uitgegaan dat sprake is van een uitvoerverbod als bedoeld in art. 36 EVOA van de onderhavige afvalstoffen naar China nu die afvalstoffen niet vergezeld gingen van een CCIC-certificaat als hiervoor bedoeld en China in zo een geval de invoer verbiedt. Aldus wordt evenwel miskend dat "met betrekking tot afvalstoffen van bijlage III (...) waarvan de uitvoer niet is verboden krachtens artikel 36" overeenkomstig art. 37 EVOA door de Commissie aan China is verzocht antwoord te geven op aan hem gestelde vragen en dat China in zijn antwoord niet heeft geopteerd voor de mogelijkheid de uitvoer van zodanige afvalstoffen te verbieden. China ging dus niet uit van een uitvoerverbod als bedoeld in art. 36 EVOA. Dat is niet anders door het invoerverbod dat China heeft uitgevaardigd voor de hier bedoelde afvalstoffen indien de lading niet wordt vergezeld van een CCIC-certificaat. Dat voorschrift is immers gekoppeld aan de door China gemaakte keuze voor de controle in het land van bestemming naar nationaal recht. Er is dus niet sprake van een "illegale overbrenging" als bedoeld in art. 2 onder 35 sub f EVOA zoals strafbaar gesteld in art. 10.60, tweede lid, Wmb. Het hiermee overeenstemmende oordeel van het Hof geeft dan ook niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
4.5.
Het middel faalt.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 januari 2015.