(ii) Art. 9 lid 2 van de CAO bepaalt, voor zover van belang, dat op verzoek van de parttimer telkens na het verloop van een kwartaal het deeltijdpercentage van de parttimer in de arbeidsovereenkomst wordt verhoogd tot de feitelijke over het achterliggende kwartaal gemiddelde arbeidstijd.
(iii) Bij brief van 7 juni 2000 van Connexxion aan [eiser], die toen gemiddeld bijna 25 uur per week werkte, is overeengekomen dat [eiser] voor onbepaalde tijd acht uur per week zou gaan werken en alleen op zaterdagen en zondagen beschikbaar zou zijn voor het verrichten van zowel fulltime als parttime chauffeursdiensten.
(iv) Op 10 januari 2006 en 9 februari 2006 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen functionarissen van Connexxion en [eiser]. Naar aanleiding daarvan heeft Connexxion [eiser] bij brief van op 24 februari 2006 bericht:
“Wij hebben met u gesproken over de door u te declareren reiskosten in relatie tot de toekenning van de forenzenvergoeding conform artikel 47 van de CAO Openbaar Vervoer.
In een brief van uw leidinggevende van destijds, de heer [X], van 15 april 2004, is een afspraak gemaakt mbt de betaling van uw reiskosten. Tot op heden heeft u volgens deze, overigens voor veler interpretaties gevoelige, richtlijn uw reiskosten gedeclareerd.
In beide gesprekken hebben wij aangegeven dat deze afspraak niet conform de binnen de organisatie geldende richtlijnen gebeurde. Op grond hiervan hebben wij gezegd dat wij een gerechtvaardigd belang hebben om alle werknemers onder dezelfde regeling voor wat betreft de reiskostenvergoeding te laten vallen.
Omdat wij de regeling voor u niet abrupt willen beëindigen hebben wij de volgende afbouwregeling met betrekking tot de te declareren reiskosten besproken met u:
(…)
Tot slot hebben wij opnieuw met u vastgesteld, dat u het afgelopen jaar aanzienlijk meer heeft gewerkt dan het aantal met u overeengekomen uren in uw arbeidsovereenkomst en zou een aanpassing van de arbeidsovereenkomst aan de orde kunnen zijn. Uw eerste reactie was dat u geen wens heeft om het contract te laten aanpassen op grond van een beroep op artikel 9 lid 3. De vrijheid die u heeft met de huidige invulling van uw arbeidsovereenkomst prevaleert daarbij voor u op dit moment.
U zou over dit laatste onderwerp de afgelopen weken nog nadenken en ons laten weten als u van mening veranderd zou zijn. Dit heeft u tot op heden nog niet gedaan.”
3.2.1[eiser] vordert in dit geding dat Connexxion wordt veroordeeld (i) tot betaling van een bedrag van € 6.475,25 bruto ter zake van reiskosten, (ii) tot het uitvoering geven aan de reiskostenregeling zoals deze op 15 april 2004 tussen partijen is overeengekomen, (iii) tot betaling van een bedrag van € 65.028,48 bruto ter zake van achterstallig salaris, (iv) om [eiser] in de gelegenheid te stellen om extra diensten te draaien zoals dat voor 16 januari 2006 gebruikelijk was, (v) tot betaling van een bedrag van € 54.468,57 bruto ter zake van toeslag op vrije dagen, en (vi) tot betaling
van een bedrag van € 13.728,12 bruto ter zake van onregelmatigheidstoeslag.
3.2.2Aan de vorderingen genoemd onder (iii)-(vi) heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat vanaf het moment dat hij om opheldering over de reiskostenvergoeding heeft gevraagd, hij aanzienlijk minder vaak wordt benaderd om extra diensten te draaien, zoals blijkt uit het door hem overgelegd overzicht terzake: in 2003-2005 draaide hij in totaal 411 extra diensten, in de periode 2006 tot 24 juni 2011 in totaal 318 diensten. In dit verband heeft hij onder meer een beroep gedaan op een door hem overgelegde e-mail van 4 oktober 2007 van een manager van Connexxion waarin zij uitdrukkelijk aan de planners opdracht geeft onder geen enkel beding [eiser] meer te laten rijden dan de overeengekomen acht uren per week. Volgens [eiser] waren er in de periode 2006-2011 niet minder extra diensten te vervullen bij Connexxion dan voorheen, maar juist meer, ten gevolge van een personeelstekort.
Volgens [eiser] is de handelwijze van Connexxion in strijd met de regels van goed werkgeverschap als bedoeld in art. 7:611 BW.
3.2.3De kantonrechter heeft de vordering onder (ii) afgewezen, die onder (iii), (v) en (vi) deels toegewezen - tot een bedrag van € 33.600,-- bruto -, en die onder (iv) geheel toegewezen.
De kantonrechter heeft vastgesteld (in rov. 26 onder c):
“in de periode 2006 tot 24 juni 2011 was er niet minder werk bij Connexxion voorhanden en was er veeleer sprake van een personeelstekort; in die periode heeft [eiser] aanzienlijk minder extra diensten van Connexxion mogen draaien dan in de periode 2003 tot en met 2005; in oktober 2007 is aan de planners uitdrukkelijk opdracht gegeven [eiser] niet meer te laten rijden dan de overeengekomen acht uur per week.”
Vervolgens heeft hij overwogen:
“30. Connexxion heeft ontkend dat er van haar kant een verbod was om [eiser] boven zijn acht uur per week extra werk te geven. Dat dat echter feitelijk het geval geweest is, blijkt uit haar stelling dat hij best wel voor extra uren benaderd mocht worden, mits hij zich zou houden aan haar standpunt over zijn reiskostenvergoeding dat zij begin 2006 ingenomen had en dat door [eiser] niet was aanvaard. […] Connexxion heeft er in dit verband op gewezen dat zij bij herhaling vergeefs aan [eiser] in overeenstemming met het bepaalde in artikel 9 van de CAO een uitbreiding van zijn vaste uren aangeboden heeft. Zij wist echter dat [eiser] vanwege zijn nevenactiviteiten als muzikant dat steeds van de hand gewezen heeft, zodat dat verweer van Connexxion niet opgaat.
31. Door [eiser] vanaf begin 2006 vanwege zijn weigering met de wijziging van de voor hem geldende reiskostenvergoeding akkoord te gaan, aanzienlijk minder extra diensten te geven, waardoor hij inkomsten gemist heeft, heeft Connexxion in strijd gehandeld […] met haar verplichting zich als een goed werkgeefster te gedragen.”