Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
20 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in hoger beroep vrijgesproken van feit 2 en niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep wat betreft feit 3. Het cassatieberoep was gericht tegen de bewezenverklaring van het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een vuurwapen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet zonder meer kon worden afgeleid uit de bewijsvoering van het Hof. Het Hof had in zijn overwegingen een omstandigheid meegenomen die niet voldoende was om de bewezenverklaring te onderbouwen. Dit betrof de vondst van een vuurwapen op minder dan vijf meter afstand van de aanhouding van de medeverdachte, een dag na de aanhouding van de verdachte. De Hoge Raad concludeerde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de bewezenverklaring te rechtvaardigen. De uitspraak van het Hof werd vernietigd, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van het hoger beroep.