Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
20 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding aan de verdachte, die op 20 januari 2015 door de Hoge Raad is behandeld. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 11 juni 2013 bij verstek was gewezen. De appeldagvaarding was niet uitgereikt omdat het adres van de verdachte, zoals vermeld in de gemeentelijke basisadministratie, volgens de akte van uitreiking niet zou bestaan. Het Hof had echter vastgesteld dat het adres wel degelijk bestond, wat leidde tot de vraag of de dagvaarding rechtsgeldig was betekend.
De Hoge Raad oordeelde dat, volgens de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering, de dagvaarding daadwerkelijk aan de woning van de geadresseerde moest worden aangeboden, met achterlating van een bericht van aankomst indien niemand aanwezig was. De akte van uitreiking vermeldde dat de dagvaarding niet was uitgereikt omdat de woning niet zou bestaan, maar het Hof had vastgesteld dat dit onjuist was. Dit leidde tot de conclusie dat de dagvaarding niet op de juiste wijze was betekend, aangezien er geen bewijs was dat de dagvaarding daadwerkelijk was aangeboden op het juiste adres.
De Hoge Raad verklaarde de appeldagvaarding nietig, omdat het oordeel van het Hof over de rechtsgeldigheid van de betekening niet begrijpelijk was. De uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven, en de Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, waarbij het eerste middel geen bespreking behoefde. Dit arrest benadrukt het belang van correcte betekening in het strafrecht en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor de uitreiking van gerechtelijke stukken.