In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil over de aan [X] B.V. opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2009, alsook de beschikking inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. De griffier van het Hof had op 20 augustus 2014 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden, en de termijn voor het indienen van het beroep eindigde op 1 oktober 2014. Het beroepschrift, gedateerd op 26 september 2014, is pas op 10 oktober 2014 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn is ingediend. De Hoge Raad heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de termijn is overschreden, maar de aangevoerde redenen werden niet als voldoende geacht. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.