ECLI:NL:HR:2015:819

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
14/00369
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de aanvulling van gronden na verstrijken beroepstermijn in een Arubaanse zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Arfinet N.V., gevestigd in Aruba, en het Uitvoeringsorgaan AZV, eveneens gevestigd in Aruba. Arfinet had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van het gemeenschappelijk hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een geschil over de aanvulling van gronden na verstrijken van de beroepstermijn, waarbij ook een apparaatsfout aan de orde was. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de afgebroken onderhandelingen en het gerechtvaardigd vertrouwen in de totstandkoming van een overeenkomst, evenals de essentiële voorwaarden die daarbij komen kijken.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die door Arfinet in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep van Arfinet verworpen en Arfinet veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van AZV zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

3 april 2015
Eerste Kamer
14/00369
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
ARFINET N.V.,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk,
t e g e n
HET UITVOERINGSORGAAN AZV,
zetelende in Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Arfinet en AZV.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak A.R. no. 2378 van 2009 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba van 24 november 2010;
b. de vonnissen in de zaak 52236 - H 331/11 van het gemeenschappelijk hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 14 augustus 2012, 20 november 2012 en 15 oktober 2013.
De vonnissen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het laatstgenoemde vonnis heeft Arfinet beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
AZV heeft verzocht het beroep te verwerpen en het aanvullend cassatierekest niet-ontvankelijk te verklaren.
Arfinet heeft verzocht het beroep tot niet-ontvankelijkverklaring te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor AZV mede door mr. L.J. Burgman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.
De advocaat van Arfinet heeft bij brief van 20 februari 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Arfinet in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van AZV begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
3 april 2015.