ECLI:NL:HR:2015:779

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
12/01191
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van strafvordering in economische strafzaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 21 maart 2011. De verdachte, geboren in 1940, heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat van de verdachte, mr. C.N.M. Dekker, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over de tenlastegelegde feiten 4 en 5 en de strafoplegging. Tevens heeft de Advocaat-Generaal geadviseerd om de Officier van Justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van deze feiten en de zaak terug te verwijzen naar het Hof voor herbehandeling van de strafoplegging.

De Hoge Raad heeft het eerste middel beoordeeld, dat stelt dat de tenlastegelegde feiten 4 en 5 zijn verjaard. De feiten zouden zijn gepleegd in de periode van 1 januari 1999 tot en met 16 augustus 2001. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn in dit geval maximaal twaalf jaar bedraagt, waardoor het recht tot strafvordering wegens verjaring is vervallen. De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de feiten 4 en 5.

Het tweede middel kon niet tot cassatie leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat er geen gronden zijn voor ambtshalve vernietiging van de overige onderdelen van de uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de strafoplegging, terwijl het beroep voor het overige wordt verworpen.

Uitspraak

31 maart 2015
Strafkamer
nr. 12/01191 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 21 maart 2011, nummer 23/002668-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1940.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.N.M. Dekker, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging ter zake van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde de zaak wat betreft de strafoplegging opnieuw te berechten en af te doen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel strekt ten betoge dat het onder 4 en 5 tenlastegelegde is verjaard.
2.2.
De in het middel bedoelde feiten zijn volgens de tenlastelegging begaan in of omstreeks de periode van 1 januari 1999 tot en met 16 augustus 2001. Gelet op de te dezen toepasselijke straf- en verbodsbepalingen, die in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 tot en met 11 zijn weergegeven, in verbinding met art. 70, eerste lid aanhef en onder 2˚, en art. 72, tweede lid, Sr beloopt de verjaringstermijn in het onderhavige geval ten hoogste twee maal zes jaren. Wat betreft deze feiten is derhalve het recht tot strafvordering wegens verjaring vervallen.
2.3.
De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, de Officier van Justitie te dier zake alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde en de strafoplegging;
verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging wat betreft het onder 4 en 5 tenlastegelegde;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak uitsluitend wat betreft de strafoplegging op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 maart 2015.