ECLI:NL:HR:2015:774

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
11/01602
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring in strafrechtelijke vervolging en niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 21 maart 2011. De verdachte, geboren in 1982, heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De advocaat van de verdachte, mr. P.H.L.M. Souren, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over de tenlastegelegde feiten 4 en 5 en de strafoplegging. Tevens heeft de Advocaat-Generaal geadviseerd om de Officier van Justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging voor deze feiten en de zaak terug te verwijzen naar het Hof voor herbehandeling van de strafoplegging.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat de feiten die onder 4 en 5 zijn tenlastegelegd, zijn verjaard. De verjaringstermijn bedraagt in dit geval maximaal twaalf jaar, en aangezien de feiten zijn gepleegd tussen 1 januari 1999 en 16 augustus 2001, is het recht tot strafvordering vervallen. De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor deze feiten.

De overige middelen zijn door de Hoge Raad verworpen, omdat zij niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak en dat het zevende middel geen bespreking behoeft. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de strafoplegging op het bestaande hoger beroep.

Uitspraak

31 maart 2015
Strafkamer
nr. 11/01602 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 21 maart 2011, nummer 23/002230-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging ter zake van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde de zaak wat betreft de strafoplegging opnieuw te berechten en af te doen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

2.1.
De middelen strekken ten betoge dat het onder 4 en 5 tenlastegelegde is verjaard.
2.2.
De in de middelen bedoelde feiten zijn volgens de tenlastelegging begaan in of omstreeks de periode van 1 januari 1999 tot en met 16 augustus 2001. Gelet op de te dezen toepasselijke straf- en verbodsbepalingen, die in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 tot en met 11 zijn weergegeven, in verbinding met art. 70, eerste lid aanhef en onder 2˚, en art. 72, tweede lid, Sr beloopt de verjaringstermijn in het onderhavige geval ten hoogste twee maal zes jaren. Wat betreft deze feiten is derhalve het recht tot strafvordering wegens verjaring vervallen.
2.3.
De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, de Officier van Justitie te dier zake alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

3.Beoordeling van het derde, het vierde, het vijfde en het zesde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het zevende middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde en de strafoplegging;
verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging wat betreft het onder 4 en 5 tenlastegelegde;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak uitsluitend wat betreft de strafoplegging op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 maart 2015.