Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
31 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had in hoger beroep verzocht om de moeder van de medeverdachte als getuige te horen, omdat deze volgens de medeverdachte de bron van een geldbedrag zou zijn dat in de bewezenverklaring was opgenomen. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen, met als enige reden dat er gelegenheid was om het verzoek eerder in te dienen, en dat het belang van een voortvarende afhandeling zwaarder woog. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof zijn beslissing niet toereikend heeft gemotiveerd. De verdediging had eerder in de procedure ook al om het horen van deze getuige verzocht, en de verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken. De Hoge Raad benadrukt dat het Hof bij de beoordeling van het verzoek niet alleen het belang van een voortvarende afhandeling moet meewegen, maar ook de belangen van de verdediging. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.