Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2013 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van:
(...)
- een schriftelijke bescheid, opgemaakt door [verbalisant] namens Financial Intelligence Unit op 2 november 2009 te Liechtenstein;
(...)
De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven -:
Ik weet niet meer of de reis met de trein rechtstreeks was of dat ik misschien ergens ben overgestapt. Dat herinner ik me niet meer. Het geld is in twee keer overgeboekt naar Liechtenstein. Er zat een dag of veertien tussen. Zodra het geld op de rekening in Liechtenstein stond, zou ik het opnemen en contant terugbrengen naar Nederland. Ik weet niet meer wat ik bij de bank in Liechtenstein heb gezegd over de reden dat ik het geld nodig had. Ik weet niet meer of ik gezegd heb dat het geld voor een huis in Spanje voor mijn moeder bestemd was. Ik kan me dat niet herinneren. Ik zal het wel gezegd hebben. Ze stellen daar vragen over de reden dat je geldbedragen contant opneemt. Ik heb maar een lulverhaal opgehangen. Ik hang hier geen lulverhaal op. Ik kan me voorstellen dat u het lastig vindt om te bepalen wat u nu moet geloven.
De voorzitter houdt mij voor dat er achtduizend euro is overgebleven op de rekening in Liechtenstein. Volgens mij heb ik de rekening leeggemaakt en is er niets overgebleven.
De voorzitter houdt mij voor dat ik op 5 augustus 2009 nog eens geld heb opgenomen in Liechtenstein.
De raadsman merkt op dat hij niet beschikt over de stukken die naar aanleiding van een rechtshulpverzoek aan Liechtenstein zijn toegevoegd aan het dossier van zijn cliënt.
De bode verstrekt de raadsman een kopie van de stukken.
Het hof onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor een halfuur, teneinde de raadsman in de gelegenheid te stellen om de stukken te bestuderen en te bespreken met zijn cliënt.
Na hervatting verzoekt de raadsman om de zaak aan te houden, zodat hij meer gelegenheid heeft om de nieuwe stukken te bestuderen en de verdediging voor te bereiden.
De voorzitter merkt op dat het hof sinds 22 maart 2013 beschikt over het dossier, dat de stukken betreffende het rechtshulpverzoek toen al deel uitmaakten van het dossier en dat de raadsman het dossier had kunnen inzien.
De advocaat-generaal verzet zich tegen aanhouding. Er is door de voorzitter de inhoud van één stuk voorgehouden, welke inhoud simpel van inhoud is. De overige stukken zijn niet relevant voor het bewijs.
Het hof trekt zich terug voor beraad.
Na gehouden beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek om aanhouding wordt afgewezen. Tot op heden is alleen de inhoud van een stuk afkomstig van Financial Intelligence Unit van 2 november 2009 voorgehouden aan de verdachte. Dat stuk is opgesteld in de Duitse taal en de voorzitter heeft de inhoud in de Nederlandse taal voorgehouden. In het licht van de tenlastelegging en de door de verdachte afgelegde verklaring is er geen begin van aannemelijkheid dat de overige stukken die naar aanleiding van het rechtshulpverzoek aan het dossier zijn toegevoegd, van belang zijn voor de beantwoording van enige vraag in het licht van de tenlastelegging. Het hof zal geen acht slaan op de overige stukken en zal een kopie van het hiervoor genoemde voorgehouden stuk aan het proces-verbaal van de zitting hechten.
Mocht het hof bij de beraadslaging in raadkamer menen dat de stukken alsnog van belang zijn, dan zal het onderzoek worden heropend en zullen de stukken alsnog aan de orde worden gesteld."