ECLI:NL:HR:2015:769

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
30 maart 2015
Zaaknummer
13/01324
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bewezenverklaring van medeplegen in een zaak betreffende openbaarmaking van staatsgeheimen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1961, was betrokken bij de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie met betrekking tot de beveiliging van de Dalai Lama tijdens zijn bezoek aan Nederland in juni 2009. De verdachte had samen met anderen informatie verstrekt aan J.G. van der Graaf, een journaliste van De Telegraaf, terwijl hij wist dat deze informatie als staatsgeheim was aangemerkt. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van deze openbaarmaking, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen was omkleed. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof voor zover deze betrekking had op de bewezenverklaring van het medeplegen en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De Hoge Raad concludeerde dat de betrokkenheid van de verdachte bij het verstrekken van de informatie niet voldoende was aangetoond, en dat het Hof niet had aangetoond dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in vereniging met anderen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om delicten die de nationale veiligheid raken.

Uitspraak

31 maart 2015
Strafkamer
nr. 13/01324
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 21 februari 2013, nummer 22/004636-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat blijkens de daarvan opgemaakte akte niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. A.M. Seebregts en mr. O.J. Much, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de beslissingen ten aanzien van feit 2 en de strafoplegging betreft en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag om de zaak in zoverre opnieuw te laten berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen onvoldoende met redenen is omkleed.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 15 mei 2009 tot en met 4 juni 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen een inlichting waarvan de geheimhouding door het belang van de staat en/of van zijn bondgenoten werd geboden opzettelijk openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een zodanige inlichting betrof, door toen en daar tezamen en in vereniging met een ander informatie met betrekking tot de beveiliging van de dalai lama in verband met zijn bezoek aan Nederland, te verstrekken aan J.G. van der Graaf, journaliste van De Telegraaf, terwijl zij wisten of redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat die Van der Graaf en/of De Telegraaf een artikel zou(den) gaan publiceren/ schrijven in De Telegraaf in verband met deze informatie, waarna deze informatie, verwerkt in een artikel, op 4 juni 2009 in De Telegraaf is gepubliceerd, terwijl hij, verdachte, op de hoogte was dat zijn mededader, [medeverdachte], werkzaam was bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en uit hoofde van die functie beschikte over die informatie
en
hij in de periode van 15 mei 2009 tot en met 4 juni 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen een inlichting die van een verboden plaats afkomstig was en tot de veiligheid van de staat in betrekking stond opzettelijk openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een zodanige inlichting betrof, door toen en daar tezamen en in vereniging met een ander informatie met betrekking tot de beveiliging van de dalai lama in verband met zijn bezoek aan Nederland, afkomstig van een plaats die in gebruik was van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, welke plaats als verboden plaats was aangewezen, te verstrekken aan J.G. van der Graaf, journaliste van De Telegraaf, terwijl zij wisten of redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat die Van der Graaf en/of De Telegraaf een artikel zou(den) gaan publiceren/ schrijven in De Telegraaf in verband met deze informatie, waarna deze informatie, verwerkt in een artikel, op 4 juni 2009 in De Telegraaf is gepubliceerd, terwijl hij, verdachte, op de hoogte was dat zijn mededader, [medeverdachte], werkzaam was bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en uit hoofde van die functie beschikte over die informatie."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juni 2009 van de Rijksrecherche met nr. 20090046. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 50 e.v. van het persoonsdossier van [verdachte]):
als de op 18 juni 2009 afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik woon aan de [a-straat 1] te [woonplaats].
Ik woon daar samen met mijn vriendin [medeverdachte]. Ik ben werkzaam geweest bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Ik ben weggegaan in 2006.
[medeverdachte] werkt bij de AIVD. Wij kennen elkaar uit de tijd dat wij beiden voor die dienst werkten.
2. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 28 juni 2010 verklaard - zakelijk weergegeven - (p. 7 van het proces-verbaal van de terechtzitting):
Ik heb op 15 mei 2009 contact gehad met Van der Graaf. Van der Graaf en ik wisten van elkaars achtergrond.
Op 2 juni 2009 heb ik met haar gesproken.
3. De verklaring van de getuige Jolande van der Graaf.
Deze getuige heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 28 juni 2010 verklaard - zakelijk weergegeven - (p. 5 van het proces-verbaal van de terechtzitting):
Ik werk sinds 1997 bij de Telegraaf als verslaggever.
4. Een proces-verbaal van bevindingen audio visueel materiaal d.d. 22 juni 2009 van de Rijksrecherche met nr. PV 20090046. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 25 e.v. van zaaksdossier II - Dalai Lama):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Door mij werd onderzoek verricht naar audio materiaal betreffende een tapgesprek dat door de verdachten werd gevoerd op 15 mei 2009 te 10.53 uur.
De aan het gesprek verbonden telefoonnummers betreffen de volgende:
06-[001] in gebruik bij Jolande van der Graaf
06-[002] in gebruik bij [verdachte]
Het gesprek wordt hieronder weergegeven.
Bellend nummer: 06-[002]
Gebeld nummer: 06-[001]
Jolande: Met Jolande van der Graaf
[verdachte]: Goedemorgen Jolande met [verdachte]
: 'T is wel even leuker en persoonlijk om eventjes te bellen.
Jolande: Ja dat is het absoluut.
[verdachte]: Enne, uhm, en misschien 's even een keertje af te spreken.
Jolande: Ja ik vind het best joh.
[verdachte]: 2 juni, hoe zit je dan?
Jolande: Ja! Vind ik prima.
[verdachte]: Uhm, een uur of acht of zo?
Jolande: Ja, prima.
5. Een proces-verbaal van observeren d.d. 11 juni 2009 van het Korps Landelijke Politie Diensten met nr. 090602.JUNI.pv.B-59. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 22 e.v. van zaaksdossier II - Dalai Lama):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Subject 1: J. van der Graaf
Subject 2: [verdachte]
Bij mijn dienst werkzame opsporingsambtenaren hebben waarnemingen gedaan. Onderstaand som ik deze waarnemingen samengevat op.
Wij hebben op 2 juni 2009 de navolgende waarnemingen gedaan.
Op 2 juni 2009 omstreeks 16.45 uur vangt de observatie aan in de omgeving van Hellevoetsluis en Voorburg. Uit informatie van de aanvragende dienst is gebleken dat subject 1 en subject 2 vermoedelijk ieder in hun eigen woning aanwezig zijn.
Omstreeks 20.05 uur zie ik, B-32, dat subject 1 de woning van subject 2, gelegen aan de [a-straat 1] te [woonplaats], binnengaat.
Tussen de tijdstippen 20.05 uur en 23.00 uur is de woning[a-straat 1] te [woonplaats] onder observatie geweest.
Omstreeks 23.00 uur zie ik, B-32, subject 1 weer uit de woning van subject 2 komen.
Omstreeks 23.45 uur zie ik, B-42, dat subject 1 bij haar woning in [woonplaats] aankomt en haar woning binnengaat.
Op 3 juni 2009 omstreeks 00.15 uur wordt de observatie beëindigd.
6. Een geschrift, zijnde een als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2009 van de Rijksrecherche met nr. 20090046 gevoegde uitwerking van een afgeluisterd telefoongesprek. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 128 van zaaksdossier II - Dalai Lama):
Datum: 02-06-2009
Tijd: 17:57
Beller: [medeverdachte]
belt met haar vader (V) en vraagt naar haar moeder. Haar moeder is naar golfles en is pas na achten thuis.
V: Anders bel je rond negen uur, dan is zij zeker thuis.
[medeverdachte]: Oh.
V: Of ga je dan naar bed toe?
[medeverdachte]: Nee, maar dan eh, ik heb vanavond een afspraak, dus daarom dacht ik; ik probeer het nu even.
[medeverdachte]: Oké, anders probeer ik het, ik bel denk ik vanavond wel even tussendoor.
7. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2009 van de Rijksrecherche met nr. 20090046. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 118 van zaaksdossier II – Dalai Lama):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Door mij, verbalisant [verbalisant 1], werd onderzoek verricht naar audio materiaal betreffende een tapgesprek dat op 2 juni 2009 om 20.05 uur plaatsvond. Het gesprek wordt hieronder weergegeven.
Gebelde: 070-3694596
Bellende NN vrouw: He, je bent wel thuis.
Gebelde NN vrouw: Ja, maar ik heb ook net bezoek, dus hou het heel kort.
Door mij, verbalisant; [verbalisant 2], werd de stem van de gebelde vrouw herkend als de stem van de verdachte [medeverdachte].
Het nummer 070-3694596 staat op naam van [medeverdachte], [a-straat 1] te [woonplaats].
8. Een proces-verbaal van bevindingen audio visueel materiaal d.d. 22 juni 2009 van de Rijksrecherche met nr. PV 20090046. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 31 e.v. van zaaksdossier II - Dalai Lama):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Door mij werd onderzoek verricht naar audio materiaal betreffende een tapgesprek dat door de verdachte werd gevoerd op 3 juni 2009 te 09.34 uur.
Het aan het gesprek verbonden telefoonnummer betreft het nummer:
06-[001] in gebruik bij Jolande van der Graaf
Het gesprek wordt hieronder weergegeven.
Bellend nummer: 06-[001]
Jolande belt uit met de Nieuwsdienst. Ze is op zoek naar Hans Kuitert. Ze wordt doorverbonden met Hans.
Jolande: Ik zag jouw uhm, stuk in uhm, in de krant vanochtend over de Dalai Lama.
Hans: Ja.
Jolande: Ik werd gisteravond getipt dat er uhm, dreigementen zijn uhm, opgepikt in Nederland rond zijn bezoek.
Jolande: En, dat de beveiliging uhm, opgeschroefd uhm, gaat worden dus ik dacht nou dit is misschien leuk als we daar uhm, eens samen een stukje over kunnen maken voor uhm, voor morgen.
Hans: Jij hebt dat meer uit de politiebronnen?
Jolande: Uhm, dat moet ik over deze lijn in het midden laten.
Jolande: Het is vanuit de, de autoriteitenhoek zeg maar, de Nederlandse autoriteitenhoek.
9. Een geschrift, zijnde een op 4 juni 2009 in De Telegraaf gepubliceerd artikel. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
DALAI LAMA BEDREIGD
Door Jolande van der Graaf en Hans Kuitert
De beveiliging van de Dalai Lama, die gisteren in Nederland arriveerde voor een driedaags bezoek, is stevig opgeschroefd. Er is sprake van serieuze bedreigingen uit 'Chinese hoek', zo melden goed geïnformeerde bronnen rond het bezoek.
Voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding is er aanleiding om de beveiligingsmaatregelen voor de Tibetaanse religieuze leider te nemen. Er zijn dermate verontrustende signalen opgepikt, onder meer via het internet, dat tot een steviger bewaking is overgegaan.
10. Een proces-verbaal van bevindingen audio visueel materiaal d.d. 18 juni 2009 van de Rijksrecherche met nr. PV 20090046. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 45 e.v. van zaaksdossier II - Dalai Lama):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Door mij werd onderzoek verricht naar audio materiaal betreffende een tapgesprek dat door de verdachten werd gevoerd op 4 juni 2009 te 15.00 uur.
De aan het gesprek verbonden telefoonnummers betreffen de volgende:
06-[002] (het hof leest gelet op het getapte nummer:
06-[003]) in gebruik bij [verdachte]
06-[004] in gebruik bij [medeverdachte]
Het gesprek wordt hieronder weergegeven.
[verdachte] wordt gebeld door [medeverdachte].
[medeverdachte]: Ik had even een Telegraafje gekocht daar was reden voor dus die heb ik even zitten lezen.
11. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 juni 2009 van de Rijksrecherche met nr. 20090046. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 61 van zaaksdossier II - Dalai Lama):
als de op 19 juni 2009 afgelegde verklaring van (de Hoge Raad begrijpt:) [medeverdachte]:
V: In een later gesprek tussen u en [verdachte] zegt u dat u een Telegraaf gekocht heeft omdat 'daar reden voor was'. Wat bedoelt u hiermee?
A: Dat is bijzonder, ik koop nooit een Telegraaf. Nee, daar sla ik niet op aan.
12. Een geschrift, zijnde een ambtsbericht d.d. 29 juli 2009, met kenmerk 4141438/01, opgemaakt en ondertekend door mr. G.L. Bouman, hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 113 e.v. van zaaksdossier II - Dalai Lama):
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft op 29 mei 2009 een Stg. CONFIDENTIEEL gerubriceerde dreigingsinschatting met betrekking tot het bezoek van de Dalai Lama aan Nederland uitgebracht aan de Eenheid Bewaking en Beveiliging van de NCTb (het hof begrijpt: Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding).
Naar aanleiding van deze dreigingsinschatting heeft de NCTb besloten tot persoonsbeveiliging van de Tibetaanse leider. Deze maatregel was bij de AIVD bekend en de betreffende informatie is verwerkt in een Stg. CONFIDENTIEEL gerubriceerd document d.d. 3 juni 2009. Bijgevoegd treft u een kopie aan van dit document.
De informatie omtrent de beveiliging van de Dalai Lama is niet door de AIVD openbaar gemaakt en kan als staatsgeheim worden aangemerkt.
Nu deze informatie al publiekelijk bekend is geraakt en de informatie geen actualiteitswaarde meer heeft, is besloten de betreffende zinsnede in bijgevoegd document niet te 'zwarten'.
13. Een geschrift, zijnde een als bijlage bij voornoemd ambtsbericht gevoegd Kort Informatierapport van de AIVD d.d. 3 juni 2009. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 115 e.v. van zaaksdossier II - Dalai Lama):
Stg. CONFIDENTIEEL
Op 4 en 5 juni 2009 zal de Dalai Lama een bezoek brengen aan Nederland. De AIVD heeft waargenomen dat in aanloop naar dit bezoek uitlatingen met een bedreigend karakter werden gedaan op een (Chineestalige) pro-Chinese website voor Chinese studenten in Nederland.
Op 29 mei 2009 is via de reguliere weg een geactualiseerde dreigingsinschatting uitgebracht aan de NCTb over de komst van de Dalai Lama. De toename van uitlatingen met een bedreigend karakter is in deze dreigingsinschatting verwerkt en naar aanleiding hiervan heeft de NCTb besloten tot persoonsbeveiliging van de Tibetaanse leider.
14. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 november 2009 van de Rijksrecherche met nr. 20090046. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 546 e.v. van het algemeen dossier):
als de op 19 november 2009 afgelegde verklaring van 'AIVD 03':
Ik ben ICT beveiligingsambtenaar en werkzaam bij de AIVD.
[medeverdachte] was uit hoofde van haar functie geautoriseerd voor het deel van de systemen van de AIVD waarin de informatie over de Dalai Lama werd verwerkt. Zij kon daarom deze informatie raadplegen.
Het AIVD informatierapport over de Dalai Lama is op 2 juni 2009 aangemaakt in de systemen van de AIVD en verder verwerkt. Op 3 juni 2009 is het document definitief gemaakt.
[verdachte] had geen toegang tot dit document. Hij heeft de AIVD reeds in oktober 2006 verlaten."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, voorts het volgende overwogen:
"De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat - kort samengevat - niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte dat feit heeft begaan.
Het hof is evenwel van oordeel dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen genoegzaam blijkt dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof onder meer het volgende af.
Op 2 juni 2009 heeft tussen acht en elf uur 's avonds in de woning van de verdachte, die bij de AIVD werkzaam is geweest, en zijn partner, de medeverdachte [medeverdachte], die toentertijd nog bij de AIVD werkzaam was, een door de verdachte geëntameerde ontmoeting met journaliste Van der Graaf plaatsgevonden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat Van der Graaf en hij die avond hebben gesproken over een affaire die zich in de oorlog had afgespeeld en betrekking had op de grootvader van [medeverdachte] en waarnaar hij onderzoek deed. De verdachte heeft voorts verklaard dat [medeverdachte] niet bij dat gesprek aanwezig is geweest en dat zij bovendien niet op de hoogte was van het doel van de ontmoeting. Het hof acht die verklaring van de verdachte evenwel niet geloofwaardig, mede gelet op de inhoud van de telefoongesprekken die [medeverdachte] die dag met haar vader en een onbekend gebleven vrouw heeft gevoerd. In het eerste telefoongesprek, dat om 17.57 uur plaatsvond, zegt de vader van [medeverdachte] dat [medeverdachte] haar moeder rond negen uur kan bellen. [medeverdachte] zegt daarop dat zij die avond een afspraak heeft, dat zij het daarom nu probeert, en dat zij die avond tussendoor wel belt. In het tweede telefoongesprek, dat om 20.05 uur plaatsvond via de huistelefoon van [medeverdachte] en de verdachte, zegt [medeverdachte] dat zij net bezoek heeft en dat zij het daarom heel kort houdt. Het hof gaat er mitsdien van uit dat [medeverdachte] wel degelijk heeft deelgenomen aan het gesprek tussen de verdachte en Van der Graaf.
Het hof stelt vast dat Van der Graaf de dag daarna tegen haar collega Kuitert heeft gezegd dat zij de avond daarvoor vanuit de Nederlandse autoriteitenhoek is getipt dat er dreigementen zijn richting de Dalai Lama en dat zijn beveiliging wordt opgeschroefd.
Het hof stelt voorts vast dat de verdachte sinds 2006 niet meer werkzaam is bij de AIVD, en dat elke aanwijzing ontbreekt voor de stelling dat Van der Graaf op de avond van 2 juni 2009 van een andere persoon uit 'de Nederlandse autoriteitenhoek' dan [medeverdachte] - al dan niet door tussenkomst van de verdachte - de betreffende informatie heeft ontvangen, mede gelet op de waarnemingen gedaan door het team van het Korps Landelijke Politiediensten dat Van der Graaf op 2 juni 2009 tussen 16.45 uur en 00.15 uur heeft geobserveerd. Op grond hiervan concludeert het hof dat het niet anders kan dan dat de informatie die ten grondslag ligt aan het door Van der Graaf en Kuitert geschreven en op 4 juni 2009 in De Telegraaf gepubliceerde artikel, afkomstig is van [medeverdachte]. Het hof wordt in dat oordeel gesterkt door het gegeven dat [medeverdachte] op 4 juni 2009 een Telegraaf heeft gekocht omdat - blijkens een op die dag door [medeverdachte] en de verdachte gevoerd telefoongesprek - 'daar reden voor was'. Dat de reden, zoals [medeverdachte] later heeft verklaard, enkel was dat zij een uur moest wachten en de tijd wilde doden acht het hof niet geloofwaardig, mede gelet op haar tegenover de Rijksrecherche gedane mededeling dat zij nooit een Telegraaf koopt."
2.3.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte telkens "tezamen en in vereniging met anderen" heeft gehandeld niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Hof in het midden heeft gelaten of en in hoeverre de verdachte opzettelijk betrokken is geweest bij het verstrekken door [medeverdachte] aan Van der Graaf van de bewuste informatie. Daarbij neemt de Hoge Raad voorts in aanmerking dat het Hof weliswaar de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet geloofwaardig heeft geacht, maar dat het Hof die ongeloofwaardigheid klaarblijkelijk alleen betrokken heeft op de verklaring van de verdachte dat [medeverdachte] niet bij het gesprek van de verdachte en Van der Graaf aanwezig is geweest en dat [medeverdachte] niet op de hoogte was van het doel van die ontmoeting, maar niet op de verklaring voor zover deze inhoudt dat Van der Graaf en hij die avond hebben gesproken over een affaire die zich in de oorlog had afgespeeld en betrekking had op de grootvader van [medeverdachte] en waarnaar hij onderzoek deed.
2.4.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma, en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 maart 2015.