Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.Slotsom
4.Beslissing
24 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, gewezen op 5 april 2005, waarin de verdachte werd veroordeeld voor mishandeling. De tenlastelegging betrof een mishandeling die zou hebben plaatsgevonden op of omstreeks 7 september 2002. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de verjaring van de strafvordering beoordeeld. Volgens de Hoge Raad is de verjaringstermijn in dit geval vastgesteld op maximaal twaalf jaar, aangezien het feit is strafbaar gesteld als een misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren is gesteld. De Hoge Raad concludeert dat het recht tot strafvordering wegens verjaring is vervallen, omdat de verjaringstermijn is overschreden.
Daarom heeft de Hoge Raad, met vernietiging van de bestreden uitspraak, de officier van justitie alsnog niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 maart 2015.