ECLI:NL:HR:2015:712

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
14/02596
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een strafzaak betreffende de categorisering van een luchtdrukgeweer onder de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2015 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1980, was eerder schuldig bevonden aan het handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, maar er was geen straf opgelegd. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op een gewijzigd deskundigenoordeel over de categorisering van het in de bewezenverklaring genoemde luchtdrukgeweer, een Benjamin Marauder. De aanvrager stelde dat het wapen niet onder categorie I, maar onder categorie IV van de Wet wapens en munitie viel.

De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de zaak opnieuw moest worden berecht. De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een gegeven als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat het Hof, indien het op de hoogte was geweest van de nieuwe deskundigenrapporten, de aanvrager mogelijk had vrijgesproken.

De Hoge Raad verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond, schorste de tenuitvoerlegging van het eerdere arrest en verwees de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten en deskundigenoordelen in het herzieningsproces.

Uitspraak

24 maart 2015
Strafkamer
nr. S 14/02596 H
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 4 november 2011, nummer 21/003387-11, ingediend door mr. W.F. Roelink, advocaat te Hoofddorp, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam van 22 november 2010 - de aanvrager ter zake van "handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie" schuldig verklaard, doch bepaald dat geen straf zal worden opgelegd, met onttrekking aan het verkeer van het in de bewezenverklaring omschreven voorwerp.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft voorts kennisgenomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvraag.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat sprake is van een gewijzigd deskundigenoordeel betreffende de vraag in welke categorie van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) het in de bewezenverklaring omschreven voorwerp valt.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak zal verwijzen naar een Gerechtshof opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid aanhef en onder b, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
In de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, is overeenkomstig de tenlastelegging door het Hof ten laste van de aanvrager bewezenverklaard dat:
"hij op 9 december 2009 te Amsterdam en/of te Schiphol (Haarlemmermeer), een wapen van categorie I onder 7°, te weten een (luchtdruk)geweer (merk Benjamin Marauder), zijnde een voorwerp die voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (kogelgeweer), heeft doen binnenkomen vanuit de Verenigde Staten (USA)."
4.3.
Het Hof heeft deze bewezenverklaring doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1], buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Belastingdienst Douane Nederland, kantoor Schiphol Cargo, opgemaakt proces-verbaal van bevinding, genummerd 201000966, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Belastingdienst Douane Nederland
Kantoor Schiphol Cargo
Op 9 december 2009 te Amsterdam controleerde ik een postpakket dat was geadresseerd aan: [betrokkene], [a-straat 1] te [plaats].
Pakketnummer/kenmerk: 3SEPG8128326. De zending was verstuurd vanuit: Verenigde Staten. Ik legde het postpakket op de aanvoerband van het röntgenapparaat en zag, tijdens het scannen, op het beeldscherm van het apparaat contouren van, vermoedelijk, een wapen.
Na het openen van de buitenverpakking zag dat ik dat de inhoud van dit postpakket bestond uit 1 stuk Benjamin Marauder, .22.
Het postpakket met gehele inhoud is in beslag genomen.
2. Een document genaamd 'Overdrachtsformulier wapens categorieën 1/2/3/4 Wet wapens & munitie scip/imu Amsterdam', zijnde een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 339 onder 5e van het Wetboek van Strafvordering, onder meer inhoudende:
Omschrijving goed/wapen: 1 stuks Benjamin Marauder .22
Merken/nummers: [001]
Datum en tijdstip van overdracht: 3 februari 2010
Naam Politie/Kmar-ambtenaar belast met ontvangst van de overdracht: [verbalisant 2]
3. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2], hoofdagent, taakaccenthouder Wet Wapens en Munitie, opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen, genummerd 2010029645-3, gedateerd 3 februari 2010, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Bij het Sorteer Centrum Internationale Pakketten (SCIP) Douane West te Amsterdam werd op 3 februari 2010 een voorwerp in beslag genomen dat een nabootsing is van een geweer dat voor wat betreft vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen.
Het in beslag genomen voorwerp is een hogedruk luchtdrukwapen met luchtvoorraad cilinder.
Merk: Benjamin
Het luchtdrukgeweer heeft een laadspangreep welke zeer gelijkend is op die van een grendelarm van een grendel van een kogelgeweer.
Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie 1 onder 7 van de WWM.
Het luchtdrukgeweer vertoont, wat betreft zijn afmetingen en vorm en zijn laadspangreep een sprekende gelijkenis met een bestaand soort vuurwapen. Het luchtdrukgeweer heeft een laadspangreep welke zeer gelijkend is op die van een grendelarm van een grendel van een bolt action .22 kogelgeweer.
Het luchtdrukgeweer heeft een sprekende gelijkenis met en het uiterlijk van een klein kaliber sportgeweer, bolt action, kaliber .22LR.
Gelet op deze overeenkomst is dit luchtdrukgeweer voor bedreiging en/of afdreiging geschikt.
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de WWM.
4. De verklaring van verdachte, afgelegd op 21 oktober 2011 tijdens de zitting van het gerechtshof Arnhem, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat ik een luchtdrukgeweer, een Benjamin Marauder, in de Verenigde Staten heb besteld en dat ik daarbij als afleveradres het adres van mijn schoonmoeder in Nederland heb opgegeven. Het geweer is op Schiphol in beslag genomen."
4.4.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat sprake is van een gewijzigd deskundigenoordeel ter zake van de categorisering van het in de bewezenverklaring bedoelde wapen, welk wapen volgens de aanvraag niet onder categorie I onder 7° van art. 2 WWM, zoals door het Hof is bewezenverklaard, maar onder categorie IV van art. 1 WWM valt. Ter onderbouwing hiervan is bij de aanvraag onder meer een door geregistreerd gerechtelijk deskundige J. van Driel (van FARE consultants, Independent consultants in the field of Firearms, Ammunition and Related Equipment) opgemaakt rapport van 26 februari 2014 gevoegd. Daarin komt genoemde deskundige tot de conclusie dat het in de bewezenverklaring genoemde wapen "geen sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen" en "dus niet daardoor geschikt [is] om mee te dreigen of af te dreigen" en derhalve "niet [valt] onder cat I. 7. WWM maar onder cat IV". Voorts is bij de aanvraag gevoegd een rapport van W. Kerkhoff, deskundige wapens en munitie bij het Nederlands Forensisch Instituut, van 14 januari 2013. Dit rapport houdt onder meer als conclusie in dat een wapen van het merk Benjamin, type BP2263 (de Hoge Raad begrijpt: Marauder) een luchtdrukgeweer is dat valt onder categorie IV sub 4° van art. 2 WWM en, dat wat betreft vorm en afmetingen, geen sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen. De inhoud van deze rapporten is, voor zover ter beoordeling van de aanvraag van belang, weergegeven onder 6 en 7 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
4.5.
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat het Hof, ware het met de inhoud van de hiervoor genoemde deskundigenrapporten bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.

5.Slotsom

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het Gerechtshof;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 maart 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.