2.3.Voorts houdt het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 23 april 2013 het volgende in, voor zover in cassatie van belang:
- als aldaar door de verdachte afgelegde verklaring:
"U houdt mij mijn verklaring, afgelegd bij de politierechter, voor. Het klopt dat ik heb verklaard dat ik van de hennepkwekerij afwist omdat ik bang was dat anders mijn broer zou worden aangehouden.
U houdt mij de verklaring van mijn broer voor.
U zegt mij dat als ik de verklaring die ik bij de politierechter heb afgelegd ook ten overstaan van de politie zou hebben afgelegd mijn broer eveneens buiten schot zou zijn gebleven. Dat is niet helemaal het geval. Nadat de politie het pand was binnengevallen ben ik bij mijn vriend - aan wie ik de sleutel van het pand van mijn broer ter beschikking had gesteld - verhaal gaan halen. Ik wilde niet dat mijn broer ook maar iets zou horen over de hennepkwekerij. Ik kan de naam van die vriend niet geven. Dat helpt mij toch niet. U zegt mij dat ik bij de politie heb verklaard dat er niet eerder is geoogst. U zegt mij dat uit het dossier afgeleid zou kunnen worden dat er wel een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. Dat is onmogelijk.
U vraagt mij wanneer ik de sleutels van de woning van mijn broer heb gekregen. Ik weet dat niet precies. U houdt mij voor dat buren in januari 2012 reeds klusgeluid hebben gehoord. Voorts zegt u mij dat de hennepplantjes op de foto's erg jong lijken te zijn. U zegt mij dat er wat tegenstrijdigheden lijken te zitten in mijn verklaring en de informatie die uit het dossier naar voren komt.
Nogmaals, ik weet niet precies wanneer ik de sleutel van het huis van mijn broer heb gekregen. Ik denk dat dat ongeveer een maand voordat de politie het pand binnenviel moet zijn geweest. Daarvoor was de sleutel in bezit van mijn broer. U vraagt mij of mijn broer dan te maken heeft gehad met de hennepkwekerij. Neen. Het is niet zo dat ik nu mijn broer beschuldig. Hij is een eerlijke jongen en vindt het een schande dat ik hierin verzeild ben geraakt.
U vraagt mij nogmaals naar de naam van mijn vriend. Ik weet dat ik als ik zijn naam noem dieper in de problemen kom dan ik nu al zit.
Ik weet niet precies wanneer ik de crossmotor van die vriend beschadigd heb. Op 31 januari 2013 heb ik een ongeluk gehad waaraan ik een whiplash heb overgehouden. Ik vergeet daarom af en toe dingen. Voor die datum heb ik de crossmotor beschadigd. Na die datum heb ik de sleutel van het huis van mijn broer aan mijn vriend gegeven.
U vraagt mij of die vriend mij heeft verteld hoe de kwekerij eruit zag. Dat heeft hij niet verteld. Hij heeft wel gezegd dat de kwekerij op de bovenste verdieping zat en dat de kwekerij zich in de slaapkamers bevond.
Die vriend wil nog steeds het geld terug dat gemoeid was met het opknappen van de crossmotor. Het klopt dat ik nu ook met het terugbetalen van de afgetapte energie zit. Mijn vriend heeft echter ook verlies geleden en is zijn apparatuur kwijt. Ik spreek hem nog geregeld, maar hij wil niets met justitie te maken hebben. Daarom kan ik zijn naam niet noemen. Hij heeft mij ook bedreigd. Ik heb daar geen aangifte van gedaan want het is zijn woord tegen dat van mij. We zijn geen vrienden meer maar ik ontmoet hem nog wel. Omdat ik ben bedreigd, neem ik de schuld maar op mij.
Op de dag van de inval of een dag later heb ik van mijn vriend gehoord waar de kwekerij zat. Ik heb de sleutels pas in februari 2013 aan die vriend gegeven. U zegt mij dat het vreemd blijft dat buren reeds daar vóór klusgeluiden hebben gehoord."
- als hetgeen de raadsman heeft aangevoerd:
"Ik wil het verzoek tot het horen van [betrokkene] - de broer van cliënt -, zoals gedaan in mijn appelschriftuur van 22 januari 2013, thans herhalen. De broer van cliënt kan immers bevestigen dat cliënt hem heeft gemeld dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Bovendien kan de broer worden bevraagd over de onduidelijkheden die thans nog bestaan. Zo zal hij kunnen verklaren over wie op welke data gebruik maakte van de woning, wanneer en om welke reden er zou zijn geklust in de woning en of dat enig verband hield met hennepteelt in die woning, en of de muur van de woning warm was en of die warmte enig verband hield met hennepteelt in de woning, en wat de broer van cliënt heeft bedoeld met zijn verklaring 'dat zijn broertje het heeft opgezet'. Er is derhalve sprake van een verdedigingsbelang. U vraagt waarom ik de getuige niet heb meegebracht. Ik heb cliënt gevraagd zijn broer mee te nemen. Dit is niet gelukt in verband met werkzaamheden van zijn broer.
- als beslissing van het Hof:
De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor het houden van beraad.
Na gehouden beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat onvoldoende is onderbouwd waarom het horen van voormelde getuige - gelet op de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof - in redelijkheid van belang kan zijn voor enige in de strafzaak te nemen beslissing uit hoofde van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Daarbij betrekt het hof ook dat de hennepkwekerij op 20 maart 2012 door de politie is ontdekt en dat de broer van verdachte op 24 mei 2012 door de politie is gehoord. De getuige had reeds toen kunnen verklaren dat verdachte tegen hem had gezegd dat hij niets van de hennepkwekerij wist. Dat heeft de getuige echter niet gedaan."