ECLI:NL:HR:2015:653

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
14/05750
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003, alsook een beschikking inzake heffingsrente. Het beroep in cassatie werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat de gronden van het beroep worden vermeld. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar het herstel vond niet tijdig plaats. De Hoge Raad oordeelde dat de op 25 februari 2015 ingediende brief met bijlagen als te laat ingekomen buiten beschouwing moest worden gelaten. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Deze beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

20 maart 2015
Nr. 14/05750
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 1 oktober 2014, nr. BK-09/00051, betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 24 november 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim uiterlijk op 17 februari 2015 te herstellen.
Nu herstel van het verzuim niet tijdig heeft plaatsgevonden – de op 25 februari 2015 bij de Hoge Raad ingekomen brief met bijlagen wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten –, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2015.